Collectief winkelverbod en een gebiedsontzegging

De burgemeester van Weert legt eiser een zesdaagse gebiedsontzegging op. Daarna volgt een vijfdaagse gebiedsontzegging. Eiser mag zich niet in het centrum van Weert bevinden gedurende de tijd dat de gebiedsontzeggingen van kracht zijn. De gebiedsontzeggingen zijn een reactie op de door eiser (vermeend) gepleegde lokaalvredebreuk. Eiser heeft, zo stelt de burgemeester, een collectief winkelverbod overtreden. Dit verbod was door een aantal samenwerkende winkelbedrijven in Weert aan eiser kenbaar gemaakt. Eiser maakt bezwaar tegen beide gebiedsontzeggingen.

In bezwaar stelt eiser ten eerste dat een opgelegd collectief winkelverbod hem onbekend is en dat hij enkel een waarschuwing voor een dergelijk verbod heeft ontvangen. De burgemeester kon daardoor geen gebiedsontzegging opleggen. Ten tweede eist eiser schadevergoeding wegens immateriële schade aangezien hij in zijn persoonlijke vrijheid is aangetast. Bovendien is zijn recht op bewegingsvrijheid, neergelegd in het Vierde Protocol bij het EVRM, geschonden. Voor de hoogte van de vergoeding zoekt eiser aansluiting bij de vergoeding wegens ten onrechte ondergane voorlopige hechtenis.

De burgemeester verklaart het bezwaar gegrond. Eiser is abusievelijk door het ‘Secretariaat collectief winkelverbod veelplegers’ geregistreerd. De basis voor het opleggen van een gebiedsontzegging vervalt derhalve. De burgemeester besluit eiser geen schadevergoeding wegens immateriële schade toe te kennen. Eiser stelt beroep in tegen de beslissing op bezwaar.

Ten eerste voert de burgemeester in beroep aan dat eiser niet heeft voldaan aan de schadebeperkingsplicht en daardoor geen aanspraak kan maken op schadevergoeding. Eiser had in gehouden zienswijzegesprekken aan moeten geven dat hij geen winkelverbod opgelegd gekregen had. De rechter acht de zienswijzen echter op gebrekkige wijze afgenomen en opgetekend. Zo dragen zij verschillende handschriften en heeft eiser niet voor akkoord ondertekend. In een wel ondertekende optekening stelt eiser enkel dat hij niet weet waar hij na oplegging van een gebiedsontzegging wel en niet mag komen. De burgemeester kan derhalve niet stellen dat eiser niet heeft voldaan aan zijn schadebeperkingsplicht.

Ten tweede voert de burgemeester aan dat de vordering van schadevergoeding wegens immateriële schade niet deugdelijk onderbouwd is. De rechtbank wijst op het feit dat immateriële schadevergoeding kan volgen op ernstige inbreuken op de persoonlijke levenssfeer en andere persoonlijkheidsrechten van betrokkene. In dit geval vindt de rechtbank dat de gebiedsontzegging niet heeft geleid tot een ingrijpende aantasting van een fundamenteel recht met ernstige gevolgen voor eiser. De gebiedsontzeggingen golden slechts voor een beperkt gedeelte van de stad en hadden een tamelijk korte tijdsduur. De rechtbank acht het rechtens niet nodig om immateriële schadevergoeding toe te kennen en verklaart het beroep ongegrond. Zie LJN: BK2495.

Bij deze uitspraak schreef ik een commentaar. Zie hier.

Zie ook LJN: BK8911 voor een kritische strafrechter over het collectief winkelverbod.