Buren proberen tevergeefs het verlenen van een exploitatievergunning coffeeshop tegen te houden

De burgemeester van Utrecht verleent een exploitatievergunning aan een eigenaar van een coffeeshop. De buren maken bezwaar tegen dit besluit en stellen beroep in. Volgens de buren veroorzaakt de coffeeshop veel overlast en had de burgemeester daarom de vergunning niet mogen verlenen. Deze zaak verliezen de buren. Zij stappen daarna tevergeefs naar de ABRvS. De burgemeester mocht de exploitatievergunning verlenen.

De ABRvS overweegt:

2.6.3. Evenmin bestaat grond voor het oordeel dat de rechtbank heeft miskend dat de burgemeester de aard van het horecabedrijf, de spanning waaraan het woonmilieu ter plaatse al blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie van het horecabedrijf en de wijze van bedrijfsvoering van de houder van de exploitatievergunning onvoldoende in ogenschouw heeft genomen.

Ter voorkoming van overlast zijn aan de exploitatievergunning van 27 mei 2009 voorschriften verbonden, zoals het voorschrift dat conform het veiligheidsplan beveiligingscamera’s in en om de coffeeshop dienen te worden geplaatst en dat de achteringang van de coffeeshop uitsluitend door personeel en ten behoeve van leveranciers mag worden gebruikt en dat gebruik van de achteringang ten behoeve van het binnenlaten van klanten niet is toegestaan. In het betoog van [appellanten] ziet de Afdeling geen concrete aanknopingspunten op grond waarvan moet worden geoordeeld dat de rechtbank heeft miskend dat de voorschriften als ontoereikend dienen te worden aangemerkt. De rechtbank heeft terecht in ogenschouw genomen dat de door [appellanten] ten tijde van belang ervaren overlast niet kan zijn veroorzaakt door de coffeeshop, nu deze op dat moment nog niet geopend was. Dat de eigenaren van de coffeeshop – op internet – reclame maken, en dat aldus op voorhand moet worden aangenomen dat het aan de vergunning verbonden voorschrift 8 wordt overtreden, valt uit de door [appellanten] verschafte gegevens niet af te leiden. De Afdeling acht met de burgemeester aannemelijk dat die gegevens verwijzingen naar het adres van de coffeeshop bevatten die het gevolg zijn van de inschrijving van de coffeeshop in de Kamer van Koophandel, waardoor de gegevens van de onderneming via zoekmachines op internet kunnen worden aangetroffen. In de door [appellanten] door het nabijgelegen gelegen [theehuis] ondervonden overlast heeft de burgemeester evenmin grond aanwezig hoeven te achten om op voorhand aannemelijk te achten dat de coffeeshop in de omgeving op ontoelaatbare wijze overlast zal veroorzaken. De coffeeshop is een andere inrichting dan het theehuis, waartegen overigens inmiddels maatregelen zijn getroffen.

Anders dan [appellanten] stellen heeft de rechtbank gemotiveerd op welke gronden het negatieve advies van een voormalige brigadier van de politie Utrecht, vastgelegd in het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van 29 december 2008, niet behoefde te leiden tot weigering van de vergunning. De rechtbank heeft de burgemeester gevolgd in zijn standpunt dat de door de wijkagent gesignaleerde belemmeringen voor de exploitatie van de coffeeshop buiten de te hanteren wettelijke en beleidsmaatstaven vallen en dat uit het driehoeksoverleg van mei 2009 blijkt dat het openbaar ministerie heeft ingestemd met vergunningverlening voor de coffeeshop. [appellanten] hebben geen argumenten aangedragen op grond waarvan moet worden geoordeeld dat die overweging van de rechtbank onjuist is.

[appellanten] hebben terecht voorgedragen dat de rechtbank ten onrechte niet is ingegaan op de in aanvulling op het beroep bij de rechtbank overgelegde brief van 13 maart 2011. In die brief is vermeld dat het kabinet in 2009 en 2010 € 9.300.000,00 beschikbaar heeft gesteld om de overlast rondom coffeeshops te bestrijden. Volgens [appellanten] had die omstandigheid moeten leiden tot weigering van de exploitatievergunning. Dit leidt evenwel niet tot vernietiging van de uitspraak. Met de overlegging van en verwijzing naar de brief van 13 maart 2011 is niet aannemelijk gemaakt dat de coffeeshop, ondanks de aan de vergunning verbonden voorschriften en de te nemen veiligheidsmaatregelen, een onaanvaardbare overlast zal veroorzaken.

Met de verwijzing door [appellanten] naar de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem van 17 mei 2011 (LJN: BQ4809) en het onderzoeksrapport van de Universiteit van Tilburg en het Instituut voor Veiligheid- en Crisismanagement van 15 juni 2011 maken zij dit evenmin aannemelijk.

2.6.4. Gelet op het vorenstaande bestaat geen grond voor het oordeel dat de rechtbank heeft miskend dat de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het woon- en leefklimaat, de openbare orde of veiligheid in de omgeving van het horecabedrijf niet op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van het horecabedrijf. Het betoog faalt.

Zie LJN: BW8878.