Buurtbewoners houden vergunning voor doorstart discotheek met succes tegen

In 2009 wordt een discotheek verbouwd en verleent de burgemeester van Sluis een exploitatievergunning voor de discotheek en een terrasvergunning. De buurtbewoners stellen met succes beroep in. Ten eerste stellen zij met succes dat de discotheek in strijd is met het bestemmingsplan:

15. Voorgaande betekent dat verweerder gehouden was de exploitatievergunning voor de discotheek wegens strijd met het bestemmingsplan te weigeren. De omstandigheid dat er momenteel een procedure loopt ter wijziging van het geldende bestemmingsplan en dat daarmee onder meer wordt beoogd de discotheek van een deugdelijke planologische bestemming te voorzien, maakt het voorgaande niet anders. De APV voorziet immers niet in de mogelijkheid om te anticiperen op voorgenomen wijzigingen in het bestemmingsplan, maar spreekt expliciet over het geldende bestemmingsplan.

16. Ten aanzien van de terrasvergunning geldt dat deze, evenals de exploitatievergunning voor de discotheek, geweigerd had moeten worden. Hoewel vestiging van een terras op de huidige locatie op zichzelf niet in strijd is met de geldende bestemming Horecavestigingen, kan het onderhavige terras niet zonder de discotheek functioneren. Door de vormgeving c.q. indeling van de inrichting is geen sprake van een discotheek met een apart gedeelte voor café met terras, maar vormen discotheek en terras feitelijk één geheel. Tevens zijn discotheek en terras ook als één geheel vergund, zo blijkt uit de terrasvergunning, waarin is vermeld dat aan [naam 4] vergunning wordt verleend voor een direct aansluitend terras bij horecabedrijf zijnde discotheek [naam discotheek] .

Ook veroorzaakt de discotheek te veel overlast:

17. De rechtbank overweegt voorts dat naast strijd met het tweede lid van artikel 2.3.1.2 van de APV, tevens sprake is van strijd met het derde lid van dit artikel.
Artikel 2.3.1.2., derde lid, van de APV kent verweerder een discretionaire bevoegdheid toe. Bij de uitoefening van deze bevoegdheid dient een belangenafweging als bedoeld in artikel 3:4 van de Awb plaats te vinden. In dit kader dient verweerder te beoordelen of het exploiteren van een discotheek met terras op de huidige locatie het te beschermen woon- en leefklimaat in de omgeving op ontoelaatbare wijze nadelig beïnvloedt, waarbij rekening gehouden moet worden met het karakter van de straat/wijk, de aard van het horecabedrijf en de spanning waaraan het woonmilieu blootstaat. Zowel het primaire als het bestreden besluit geven ten aanzien van beide vergunningen geen blijk van een (dergelijke) belangenafweging. Met de enkele stelling in het bestreden besluit dat het woon- en leefklimaat niet op ontoelaat-bare wijze nadelig wordt beïnvloed, omdat bij diverse controles geen overlast is geconstateerd, kan verweerder in dit verband niet volstaan.

18. Vaststaat dat [naam discotheek] midden in een klein buurtschap op geringe afstand van de woningen van eisers en overige bebouwing en in een landelijke rustige omgeving ligt. De af- en aanrijdroutes van en naar de discotheek voeren onder meer langs de woningen van eisers en overige omwonenden. Verder heeft een discotheek in het algemeen, en zo ook [naam discotheek], meer invloed op het woon- en leefklimaat dan andere vormen van horeca. Wat betreft de spanning waaraan het woonmilieu reeds vóór vergunningverlening blootstond of na vergunningverlening bloot komt te staan, staat vast dat eisers in het verleden regelmatig geklaagd hebben over (geluids)overlast bij zowel de politie als verweerder. Ook na vergunningverlening is diverse malen geklaagd over overlast en zijn diverse handhavings-verzoeken gedaan. De verhoudingen in de buurt zijn verstoord, zo blijkt onder meer uit het feit dat door eisers aangifte is gedaan van bedreiging en de verklaring van [naam 4] ter zitting dat sprake is van een burenruzie. Gelet op het voorgaande kan verweerder zich in redelijkheid niet op het standpunt stellen dat de aanwezigheid van [naam discotheek] niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat.

19. De aan de vergunning verbonden voorschriften kunnen niet verhinderen dat de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te zeer wordt aangetast door de aanwezigheid van [naam discotheek] . Verweerder kan niet volstaan met deze voorschriften. Zo is voorschrift 0 bijvoorbeeld te ruim, nu dit inhoudt dat voor de vrijdag, zaterdag en zondag geen sluitingstijden gelden. Voorschrift 10 omtrent de inzet van portiers is onvoldoende duidelijk voor wat betreft het aantal in te zetten portiers. De door verweerder ter zitting gegeven toelichting dat [naam 4] zelf kan inschatten wanneer portiers noodzakelijk zijn, volstaat niet. Dat geldt temeer nu vergunninghouder ter zitting heeft verklaard dat er geen (gecertificeerde) portiers worden ingezet. Ten slotte heeft verweerder met het opnemen van de voorschriften 7 en 8, de door verweerder te maken belangenafweging omtrent bescherming van het woon- en leefklimaat, ten onrechte bij vergunninghouder neergelegd. Het na bezwaar opnemen van een nieuw voorschrift 8a, op grond waarvan vergunninghouder het van bezoekers afkomstige afval rondom de inrichting voor 08.00 uur dient te verwijderen, maakt het voorgaande niet anders.

20. De rechtbank hecht er overigens nog aan te overwegen dat geconcludeerd kan worden
dat een discotheek op deze locatie niet passend is. Met het aanscherpen van de voorschriften kan niet worden voorkomen dat het woon- en leefklimaat ter plaatse te zeer wordt aangetast. Daarom is naar het oordeel van de rechtbank niet te verwachten dat de voorgenomen wijziging van het bestemmingsplan, waarin onder meer wordt beoogd de discotheek van een deugdelijke planologische bestemming te voorzien, het onderhavige (overlast)probleem kan oplossen.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond en voorziet zelf in de zaak:

21. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de vergunningen geweigerd hadden moeten worden, in de eerste plaats wegens strijd met het bestemmingsplan en in de tweede plaats wegens ontoelaatbaar nadelige beïnvloeding van het woon- en leefklimaat ter plaatse door de aanwezigheid van [naam discotheek]. Dat betekent dat het beroep gegrond is en het bestreden besluit wordt vernietigd. De rechtbank ziet tevens aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op na te melden wijze zelf in de zaak te voorzien. Het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit wordt gegrond verklaard, het primaire besluit waarbij de vergunningen zijn verleend wordt herroepen en de door vergunninghouder gevraagde vergunningen worden geweigerd.

Zie LJN: BU9382.