Afdeling draait vernietiging tijdelijk huisverbod terug

De burgemeester van Arnhem legt een man een tijdelijk huisverbod op en verlengt later dit verbod met achttien dag. De Rechtbank Arnhem verklaart de beroepen tegen beide besluiten gegrond en vernietigt de besluiten. Er zou geen kenbaar besluit door de burgemeester zelf zijn genomen:

‘De rechtbank heeft overwogen dat het verlenen van ondertekeningsmandaat door de burgemeester inhoudt dat de burgemeester een door hem genomen besluit schriftelijk mag laten afdoen en ondertekenen door de mandataris, in dit geval de hulpofficier van justitie, maar dat wel vereist is dat een besluit van de burgemeester aan deze afdoening door de hulpofficier ten grondslag ligt. Namens de burgemeester is verklaard dat hij op 17 januari 2009 telefonisch aan de desbetreffende hulpofficier van justitie heeft meegedeeld [wederpartij] een huisverbod op te leggen. Deze beslissing is niet anders op schrift gesteld dan bij het besluit van 17 januari 2009. Naar het oordeel van de rechtbank klemt het ontbreken van een kenbaar besluit van de burgemeester zelf in dit geval te meer daar het opleggen van een huisverbod, waarvan overtreding op de voet van artikel 11 van de Wth als misdrijf strafbaar is, een vergaande maatregel inhoudt. Nu geen schriftelijke neerslag van de beslissing van de burgemeester bestaat anders dan bij het besluit van 17 januari 2009, een ingevuld voorgedrukt formulier, ondertekend door de hulpofficier, dient ervan te worden uitgegaan dat dit besluit in strijd met artikel 2 van de Wth niet door de burgemeester is genomen, op grond waarvan het voor vernietiging in aanmerking komt, aldus de rechtbank. Ook het verlengingsbesluit komt volgens de rechtbank voor vernietiging in aanmerking, omdat het op een onrechtmatig huisverbod is gebaseerd en daarom rechtsgrondslag ontbeert.’

De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State verklaart het door de burgemeester ingestelde hoger beroep gegrond:

‘Zoals ook wordt gesteld in de memorie van toelichting op artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb; Kamerstukken II 1988/89, 21 221, nr. 3, blz. 36), moet een beslissing uit een schriftelijk stuk kenbaar zijn om aan de definitie van een besluit in artikel 1:3 van de Awb te voldoen. Door de vermelding in het proces-verbaal van 17 januari 2009 dat in overleg met en met toestemming van de burgemeester een huisverbod aan [wederpartij] is opgelegd, is kenbaar dat de burgemeester tot het opleggen van het huisverbod heeft besloten. Gelet op de aard van het huisverbod, dat altijd in spoedeisende situaties wordt toegepast, en in aanmerking nemende dat, zoals de burgemeester onbestreden heeft gesteld, volgens een vaste werkwijze voorafgaand aan het opleggen van een huisverbod overleg tussen hem en de hulpofficier van justitie plaatsvindt, waarbij de burgemeester beslist of een huisverbod wordt opgelegd, acht de Afdeling het voldoende dat die beslissing uit het proces-verbaal van de officier van justitie kenbaar is.’

Vervolgens behandelt de Afdeling de beroepen van de man tegen de twee besluiten van de burgemeester. Al deze beroepen (onder meer omtrent de bekendmaking van het mandaatsbesluit, de niet correct ingevulde Risic-taxatie, geboden hoor en wederhoor en belangenafweging) zijn ongegrond.

Zie LJN: BL8720.