Afdeling: intrekking gedoogbeslissing coffeeshop geen besluit Awb

De burgemeester van Spijkenisse trekt de gedoogbeslissing, zoals vermeld in de exploitatievergunning van een coffeeshop, per direct in. De rechtbank stelt dat de intrekking van de gedoogbeslissing als besluit geldt en daarmee ook bezwaar tegen de intrekking kan worden gemaakt:

2.3. De rechtbank heeft overwogen dat de passage onlosmakelijk deel uitmaakt van de exploitatievergunning, nu die vergunning voor de exploitatie van een coffeeshop is bedoeld en de exploitatievergunning zonder de passage geen doel zou hebben. De passage heeft mede betrekking op de invulling en uitoefening van de bevoegdheden die de burgemeester in het kader van de Opiumwet heeft. Naleving van [wederpartijen] van de gedoogvoorschriften is dan ook essentieel voor de bedrijfsvoering van [inrichting] en daarmee gelijkwaardig aan de overige voorschriften die aan de exploitatievergunning verbonden zijn, aldus de rechtbank.

De burgemeester gaat in hoger beroep:

De burgemeester betoogt dat de rechtbank aldus heeft miskend dat voor de exploitatie van een coffeeshop geen vergunning verleend mag worden. Het voorhanden hebben en de verkoop van softdrugs is verboden bij de Opiumwet en het krachtens de Algemene plaatselijke verordening verlenen van een vergunning voor gedragingen die bij hogere regeling zijn verboden zou, mede gelet op artikel 122 van de Gemeentewet, een toereikende grondslag ontberen. Voorts is vergunning verleend voor de exploitatie van een horeca-inrichting en niet voor die van een coffeeshop. De betrokken passage maakt geen deel uit van de exploitatievergunning. De exploitatievergunning en de gedoogverklaring staan los van elkaar en kunnen dat, zonder dat de exploitatievergunning werking mist, aldus de burgemeester.

De Afdeling is het eens met de burgemeester dat de intrekking van de gedoogbeslissing geen besluit is:

De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat deze passage mede betrekking heeft op de uitoefening van de bevoegdheden die de burgemeester in het kader van de Opiumwet heeft. De passage houdt uitsluitend mededelingen van informatieve aard in die niet op enig rechtsgevolg zijn gericht. Dit geldt ook, voor zover in de passage openingstijden zijn vastgesteld, omdat die mededeling geen gevolgen heeft voor de in de exploitatievergunning geregelde openingstijden voor de horeca-inrichting. De passage vormt aldus geen onlosmakelijk deel van de exploitatievergunning. De brief van 26 mei 2009 is evenmin op enig rechtsgevolg gericht en bevat derhalve geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Dat betekent dat de burgemeester de brief van 26 mei 2009 terecht niet heeft aangemerkt als inhoudend een besluit en het door [wederpartijen] gemaakte bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

De intrekking van de gedoogbeslissing is geen besluit.

Zie LJN:BQ9648