Bewoners proberen tevergeefs overlast door kinderdagverblijf te weren

Het stadsbestuur van Amsterdam verleent een bouwvergunning voor een kinderdagverblijf.  Ook wordt een ontheffing verleend voor het bestemmingsplan. Omwonenden vrezen overlast en komen in het verweer.

De rechtbank stelt over de geluidsoverlast:

3.6.    Ten aanzien van de vrees voor geluidsoverlast deelt de rechtbank verweerders standpunt dat de kans op geluidsoverlast vanuit het pand ten opzichte van het huis van eiseres, dat bouwkundig niet aangrenzend is gering is. Voorts acht de rechtbank verweerders visie dat vanwege de spelende kinderen in de tuin weliswaar enige geluidsoverlast zal optreden maar dat die gelet op de hiervoor weergegeven argumentatie niet onaanvaardbaar is, niet onjuist. De rechtbank deelt daarbij het standpunt van verweerder dat het Activiteitenbesluit op het stemgeluid van kinderen niet van toepassing is. Hetgeen door eiseres is aangevoerd leidt naar het oordeel van de rechtbank niet tot de conclusie dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de bewoners of zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er geen aanleiding is voor hun vrees voor overlast. Eiseres heeft deze vrees voor geluidsoverlast, onvoldoende onderbouwd of aannemelijk gemaakt.

De rechtbank stelt vervolgens:

3.9.  Blijkens het bestreden besluit streeft verweerder ernaar een goede afweging te maken tussen het belang van aanvrager bij vestiging van het beoogde kinderdagverblijf en het maatschappelijk belang dat is gediend met de komst van voldoende kinderopvangvoorzieningen enerzijds en de belangen van omwonenden anderzijds. Verweerder heeft overwogen dat er een grote behoefte bestaat aan voldoende kinderopvang en dat door het faciliteren van voldoende kinderopvang het gemakkelijker wordt gemaakt voor ouders met kinderen om te gaan werken. Dit heeft een positieve invloed op de uitstraling van het stadsdeel als geheel. Verweerder is van oordeel dat het maatschappelijke belang en het belang van aanvrager bij vestiging van het gevraagde kinderdagverblijf in dit specifieke geval zwaarder wegen dan de belangen die zijn gediend bij het weigeren van de gevraagde ontheffing. Niet kan worden gezegd dat verweerder, mede gelet op hetgeen hiervoor omtrent de geluidsoverlast is overwogen, bij afweging van alle belangen in redelijkheid niet tot een dergelijke keuze kon komen. Dat verweerder daarbij niet de door de VNG geadviseerde 30 meter afstand aanhoudt, acht de rechtbank begrijpelijk gelet op de stedelijke situatie ter plaatse.

Het lukt de bewoners dus niet om het overlastgevende kinderdagverblijf te weren.

Zie LJN: BT6948.