Overlast en vervuiling leiden niet tot ontruiming huurwoning

Bij een huurder trekt een man in. Deze man veroorzaakt veel geluidsoverlast. Bovendien ligt de vervuilde woning vol met urine en uitwerpselen van dieren. De verhuurder wil dat de man vertrekt.

De verhuurder vordert dat de huurder de woning ontruimd. Vervolgens vertrekt de man. De overlast neemt daarna af. De rechter stelt vervolgens:

3.3.   Aan één van de eisen die Staedion steeds aan [gedaagde] heeft gesteld is inmiddels voldaan, te weten het – definitieve – vertrek van [X] cs uit de woning.

3.4.   Uit de politierapportage, waarop Staedion zich ter onderbouwing van haar vordering beroept, volgt dat de klachten van overlast en de geuite zorgen over de leefomstandigheden (vrijwel) uitsluitend voortvloeien uit het gedrag van [X] cs en de wijze waarop zij hun huisdieren verzorgen. In haar brief van 16 maart 2011 (prod. 5.) geeft Staedion in feite zelf ook aan dat de overlast met name wordt veroorzaakt door [X] cs. Verder is van belang dat Staedion op de zitting heeft erkend dat de eerste klachten en meldingen binnenkwamen nadat [X] cs bij [gedaagde] waren ingetrokken, terwijl recente klachten en/of meldingen (daterend van na het vertrek van [X] cs) zijn gesteld noch gebleken.

3.5.   Op grond van het voorgaande moet vooralsnog worden aangenomen dat met het vertrek van [X] cs ook de overlastklachten en de uitingen van zorg over de leefomstandigheden in de woning zullen stoppen, althans aanzienlijk zullen afnemen. Onder die omstandigheden valt vooralsnog niet in te zien dat het verblijf van (alleen) [gedaagde] in de woning een gevaarlijke situatie en/of een verstoring van het woongenot van de omwonenden meebrengt.

3.6.    Staedion kan niet worden gevolgd in haar stelling dat [gedaagde] niet in staat is om zelfstandig te wonen. Uit het vorenstaande volgt immers dat moet worden aangenomen dat de problemen veroorzaakt werden door [X] cs. Op zichzelf kan [gedaagde] worden verweten dat hij daartegen niet, althans onvoldoende is opgetreden, maar dat betekent nog niet dat hij onvoldoende bagage heeft om op eigen benen te staan. Te minder nu zich klaarblijkelijk geen problemen hebben voorgedaan gedurende de periode van ongeveer anderhalf jaar voordat hij [X] cs onderdak bood. Klachten over de wijze waarop hij in die tijd invulling gaf aan het huurderschap zijn in ieder geval gesteld noch gebleken. Een en ander wil overigens niet zeggen dat [gedaagde] geen hulp nodig heeft bij het zelfstandig door het leven te gaan. Uit de stukken – in het bijzonder het e-mailbericht van 20 september 2011 van [Z], die [gedaagde] vanuit het Leger des Heils begeleidt – volgt echter dat die hulp zal worden geboden. In dat e-mailbericht verklaart [Z] ook nog eens dat de woning inmiddels aanzienlijk is opgeknapt en dat zij ervan overtuigd is dat [gedaagde] zelfstandig kan wonen. Daar komt bij dat Staedion onweersproken heeft gelaten de stelling van [gedaagde] dat een medewerker van de Dienst Stedelijke Ontwikkeling van de Gemeente Den Haag heeft aangegeven dat [gedaagde] wat hem betreft de woning niet hoeft te verlaten, omdat gebleken is dat [X] cs zijn vertrokken en [gedaagde] bovendien flink is gaan schoonmaken en opruimen. Die stelling zal dan ook voor juist worden gehouden.

3.7.   Op de zitting heeft Staedion nog aangevoerd dat [gedaagde] de woning hoe dan ook dient te ontruimen omdat, deze bij de huidige stand van zaken niet (meer) verhuurbaar is. Volgens haar is de woning als gevolg van de wijze waarop zij is bewoond zodanig beschadigd dat zij helemaal moet worden gestript en met het oog daarop moet worden leeggeruimd.

3.8.   Die omstandigheid vormt echter – wat daar verder ook van zij – geen aanleiding om de ontruiming van de woning te bevelen. Daarvoor is van belang dat voormeld argument [gedaagde] daarvóór nooit is voorgehouden. Zelfs in de laatste sommatie – die van 1 augustus 2011 – is [gedaagde] nog in de gelegenheid gesteld om de woning zelf schoon te maken en op te ruimen. Bovendien valt zonder meer niet in te zien dat – eventueel – herstel van de woning gepaard dient te gaan met ontbinding van de huurovereenkomst, met daaraan gekoppeld een rechterlijk bevel tot ontruiming van de woning. Ook voorstelbaar is dat de woning wordt hersteld terwijl [gedaagde] deze blijft bewonen, alsmede dat [gedaagde] tijdens de herstelwerkzaamheden tijdelijk elders woonruimte wordt aangeboden.

3.9.   Zonder afbreuk te willen doen aan de problemen die zich in het verleden hebben voorgedaan, is de slotsom dat de vordering zal worden afgewezen. Onder de gegeven omstandigheden kan er in het bestek van dit kort geding niet van worden uitgegaan dat de bodemrechter de huurovereenkomst zal ontbinden.

De vordering wordt afgewezen.

Zie LJN: BT6859.