Burgemeester hoeft niet op te treden tegen coffeeshop na overtreden AHOJG-criteria
Een coffeeshop overtreedt het verbod tot affichering in omloop te brengen (AHOJG-criteria). Omwonenden verzoeken de burgemeester handhavend op te treden tegen de coffeeshop en deze te sluiten op grond van art. 13b Opiumwet. De burgemeester weigert dat te doen. De Afdeling acht deze weigering tot handhavend optreden rechtmatig.
De Afdeling overweegt:
2.6.1. Tussen partijen is niet in geschil, en ook de Afdeling sluit zich evenals de rechtbank aan bij dit oordeel, dat het afficheringsverbod als bedoeld in de AHOJG-criteria is overtreden en de burgemeester derhalve bevoegd was handhavend op te treden tegen elk van beide exploitanten.
Met de rechtbank is de Afdeling voorts van oordeel dat de burgemeester het standpunt heeft mogen innemen dat niet is gebleken dat door overtreding van dit verbod de openbare orde is verstoord dan wel het woon- en leefklimaat in de omgeving is aangetast. De rechtbank heeft dan ook terecht artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet de correcte wettelijke grondslag geacht om het handhavingsverzoek van [appellant] op te beoordelen. De burgemeester was daarom in dit geval niet gehouden de exploitatievergunningen in te trekken met toepassing van artikel 1:6, aanhef en onder c, van de Apv en kon volstaan met het geven van een waarschuwing als toepassing van een vaste gedragslijn, zoals neergelegd in het Damoclesbeleid. Dienaangaande overweegt de Afdeling met de rechtbank dat de burgemeester in redelijkheid tot vaststelling van het Damoclesbeleid heeft kunnen komen. De rechtbank heeft voorts met juistheid vastgesteld dat de burgemeester conform dit beleid heeft gehandeld. De burgemeester heeft terecht het standpunt ingenomen dat het in beide gevallen een eerste overtreding betreft als bedoeld in het beleid. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat, gelet op haar uitspraak van 7 september 2005 in zaak nr. 200502251/1, de burgemeester naar aanleiding van een bij een controle door de politie Zeeland op 5 augustus 2004 buiten coffeeshop [A] aangetroffen hoeveelheid softdrugs niet bevoegd was handhavend op te treden tegen [belanghebbende A]. Voorts heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de burgemeester de overtredingen buiten Vlissingen met betrekking tot een coffeeshop van [belanghebbende B] niet bij de beoordeling van het verzoek van [appellant] heeft hoeven betrekken bij de toepassing van het Damoclesbeleid. Verder is niet gebleken dat het niet handhaven voor [appellant] onevenredige gevolgen heeft in verhouding tot de met het Damoclesbeleid te dienen doelen. Evenmin is gebleken van omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat de burgemeester in dit geval van het volgens het Damoclesbeleid gehanteerde handhavingsarrangement diende af te wijken.
Zie LJN: BW8134.
Update januari 2014: zie over AHOJG-criteria en coffeeshop ook: ECLI:NL:RBOVE:2013:1187
Zie ook deze zaak, waar de omwonenden proberen een coffeeshop te weren.