Café gesloten door burgemeester na steekincident

De burgemeester van Den Haag sluit op grond van de APV en 174 Gemeentewet een café voor zes maanden. In het café heeft een steekpartij plaatsgevonden. De exploitant verliest een kort geding bij de voorzieningenrechter en stapt naar de voorzitter van de Raad van State. Hij meent dat niet is bewezen dat het steekincident in het café heeft plaatsgevonden, maar dat de gewonde man in glas is gevallen. Ook hier haalt de exploitant bakzeil:

De voorzieningenrechter heeft met juistheid overwogen dat de burgemeester op grond van de politierapportage en de daarbij gevoegde processen-verbaal mocht aannemen dat in de hal van het café een steekincident heeft plaatsgevonden. De door de beheerder van het café afgelegde verklaring is, gelet op de andere gerelateerde verklaringen, onvoldoende voor een ander oordeel. Die verklaring luidt dat in de hal van het café een worsteling heeft plaatsgevonden tussen het slachtoffer en drie andere personen, de beheerder ingreep door het slachtoffer het café in te trekken en zij vervolgens zijn uitgegleden en op glasscherven op de grond zijn gevallen. De beheerder zag volgens die verklaring toen dat het slachtoffer uit zijn rug bloedde. Die verklaring sluit niet uit dat het slachtoffer voor de val is gestoken. De schriftelijke verklaringen van bezoekers van het café die [appellant] in bezwaar heeft overgelegd, doen evenmin af aan hetgeen de voorzieningenrechter heeft overwogen. Die houden niet meer in, dan dat op 7 december 2010 niet in, maar voor het café een worsteling of vechtpartij heeft plaatsgevonden.

Het steekincident heeft in de hal van het café plaatsgevonden en houdt verband met een ruzie tussen bezoekers van het café. Gelet hierop, heeft de voorzieningenrechter in hetgeen in beroep is aangevoerd met juistheid geen grond gevonden voor het oordeel dat de burgemeester zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het geopend blijven van het café gevaar oplevert voor de openbare orde en een bedreiging vormt voor het woon- of leefklimaat in de omgeving. Gelet op artikel 2:29, eerste lid, aanhef en onder c, van de APV, gelezen in verbinding met artikel 2:28C, tweede lid, aanhef en onder a, van de APV, kon en mocht de burgemeester het café sluiten. Dat [appellant] en de beheerder van het café, als gesteld, niet verwijtbaar hebben gehandeld, maakt dat niet anders, aangezien voor het sluiten slechts van belang is of de openbare orde en het woon- of leefklimaat in de omgeving van de horeca-inrichting naar het oordeel van de burgemeester worden bedreigd.

De duur van de sluiting van het café bedraagt zes maanden, hetgeen in overeenstemming is met het volgens de Toekomstvisie ten aanzien van steekincidenten gevoerde beleid. De voorzieningenrechter heeft in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd terecht geen zodanig bijzondere omstandigheden gezien dat geoordeeld moet worden dat de burgemeester in dit geval niet onverkort aan het gevoerde beleid heeft mogen vasthouden. Het betoog faalt.

Zie LJN:BU7031.