Probleemgezin veroorzaakt overlast en raakt huurwoning kwijt

Een gezin in Amsterdam veroorzaakt lange tijd overlast en verloor eerder een woning ten gevolge van overlast. Het gezin heeft nu een tweede-kans-overeenkomst /laatste-kans-overeenkomst. Wederom veroorzaakt het gezin overlast. De voorzieningenrechter buigt over de vordering tot ontruiming van de woning:

4.4.  Vast staat dat [gedaagde] vanwege een eerdere burenruzie de woning aan de [straatnaam] heeft moeten verlaten, en dat zij bij het aangaan van de huurovereenkomst met betrekking tot de [straatnaam] in een bijlage aanvullende afspraken is overeengekomen, welke afspraken inhielden dat zij niet opnieuw overlast zou veroorzaken. Daarnaast rust op haar de verplichting zich te gedragen als een goed huurder in de zin van artikel 7:213 BW.
Partijen verschillen van mening over de vraag of [gedaagde] overlast heeft veroorzaakt. Volgens Eigen Haard is dat het geval, volgens [gedaagde] niet, nu er geen sprake is van structurele aantasting van het leefgenot van anderen. Dat blijkt uit het veertigtal verklaringen die zij heeft overgelegd, aldus [gedaagde].
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is voldoende aannemelijk dat [gedaagde] haar verplichtingen op grond van de wet en de (bijlage bij de) huurovereenkomst niet is nagekomen. Anders dan [gedaagde] heeft aangevoerd is de voorzieningenrechter van oordeel dat er wel degelijk sprake is van overlast. Zo heeft [gedaagde] een steen tegen de rug van [persoon 8] gegooid, heeft zij [persoon 8] bedreigd en heeft zij de zoon van [persoon 8] geslagen. Haar dochter, voor wiens gedragingen in en rond de woning zij eveneens verantwoordelijk is, heeft een vuilniszak naar [persoon 8] gegooid en verder komt de politie zeer regelmatig langs in verband met ruzies (al dan niet gepaard gaande met geweld), eerst in verband met ruzies tussen [gedaagde] en [persoon 8] en thans in verband met ruzies tussen [gedaagde] en haar zoon [kind 1]. Hoewel [gedaagde] heeft aangevoerd dat het sinds het vertrek van [persoon 8] weer rustig is in de straat, heeft zij niet betwist dat de politie nog regelmatig wordt ingeschakeld. Ook dit valt naar het oordeel van de voorzieningenrechter onder het veroorzaken van overlast, nu andere bewoners hiervan onrust kunnen ondervinden, mede gelet op de eerdere explosieve situatie in de buurt. De door [gedaagde] overgelegde verklaringen van buurtbewoners kunnen het bovenstaande niet ongedaan maken. Het is immers zeer wel mogelijk dat de buurtbewoners die een verklaring hebben ondertekend helemaal niet weten van deze incidenten en ook niet van het feit dat [gedaagde] met Eigen Haard specifieke afspraken heeft gemaakt over het niet veroorzaken van overlast. De voorzieningenrechter acht in deze zaak de politie een betere informant dan de buurtbewoners, nu de politie de details van de zaak beter kent dan de buurtbewoners. Voor zover [gedaagde] heeft betoogd dat het door de politie geconstateerde gedrag van haar geen overlast oplevert, is de voorzieningenrechter van oordeel dat [gedaagde] bij haar verhuizing naar de [straatnaam] in redelijkheid heeft moeten begrijpen dat zij ervoor moest zorgen niet in situaties te geraken waarbij de politie te hulp moet schieten. Zij heeft dan ook moeten begrijpen dat het gooien met een steen, het bedreigen, het slaan en de daden van haar kinderen als overlast gekwalificeerd zouden worden. Dat sommige van die daden al enige tijd geleden hebben plaatsgevonden, maakt niet dat die daden geen grond voor ontruiming meer opleveren. Zoals de Hoge Raad heeft overwogen in zijn uitspraken van 22 oktober 1999, NJ 2000, 208 en 11 januari 2002, NJ 2003, 255 geeft iedere tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst in beginsel de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden en kan een tekortkoming in het verleden niet ongedaan worden gemaakt. De omstandigheid dat deze tekortkomingen anderhalf tot een jaar geleden hebben plaatsgevonden en Eigen Haard naar aanleiding daarvan niet direct een vordering tot ontruiming heeft ingesteld maakt dan ook niet dat zij dat recht heeft verwerkt dan wel dat zij geen belang meer heeft bij haar vordering tot ontruiming.

4.5.  Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat aan [gedaagde] strenge eisen mogen worden gesteld, gelet op de aanvullende afspraken met betrekking tot overlast die zij met Eigen Haard is overeengekomen. Ook staat in de bijlage dat een nieuwe overlastsituatie in relatie met de eerdere overlast in de [straatnaam] zal worden beoordeeld, zodat ook in aanmerking dient te worden genomen dat het niet de eerste keer is dat [gedaagde] bij een overlastgevende burenruzie is betrokken.
Dit oordeel moet tevens worden beschouwd tegen de achtergrond van met MPOG-project, waarbij verschillende instanties zijn betrokken, die alle tot de conclusie zijn gekomen dat het het beste is dat [gedaagde] verhuist. Ook wordt van belang geacht dat [gedaagde], doordat zij is toegelaten tot het MPOG-project, voorrang krijgt bij hulp van de verschillende instanties en zij daar ook gebruik van wil maken. Onder deze omstandigheden legt het standpunt van die instanties gewicht in de schaal.

4.6.  De conclusie is dat voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter op grond van overlast een vordering tot ontruiming zal toewijzen. Eveneens is op grond van het bovenstaande voldoende aannemelijk dat Eigen Haard een spoedeisend belang heeft. De vordering tot ontruiming zal dan ook worden toegewezen. Na te melden ontruimingstermijn komt daarbij redelijk voor. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat Eigen Haard ter zitting heeft verklaard dat het aanbod met betrekking tot de woning aan de [adres] nog geldt.

De huurder moet de woning ontruimen.

Zie LJN:BU5692.