Hoog nieuw gebouw bij woning buren moet weg vanwege hinder

Buren hebben een conflict. Gedaagde bouwt een nieuw bijgebouw bij de woning. Hij heeft daar een bouwvergunning voor. De eisers zeggen daarvan hinder te ondervinden en menen dat het gebouw een inbreuk op hun privacy is. De rechtbank geeft de eisers daarin gelijk:

11. Alle concrete omstandigheden van dit geval afwegende is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde] met [echtgenote van gedaagde] door de nieuwbouw op nr. [huisnummer] onrechtmatige hinder toebrengt aan de achterburen [eisers]. Daarbij is voor de rechtbank doorslaggevend dat gelet op de specifieke plaatselijke omstandigheden het nieuwe bijgebouw van [gedaagde] in 2011 van ongeveer 7,1 meter hoog een ernstige en blijvende verslechtering van de inval van zonlicht en een aanzienlijke extra schaduwwerking betekent voor huis en tuin van de daaraan al sinds 1987 zeer gehechte [eisers], zulks ten opzichte van het oude bijgebouw van nr. [huisnummer] van maximaal 3,5 meter hoogte tot 2011. [gedaagde] heeft zich echter nooit iets aangetrokken van de reële bezwaren van zijn achterburen en heeft hen met een beroep op vooral de verleende bouwvergunning voor een voldongen feit gesteld.

12. [gedaagde] verliest daarbij echter uit het oog dat uit niets blijkt dat de gemeente Gouda in augustus 2008 bij het verlenen van de bestuursrechtelijke bouwvergunning aan [gedaagde] de onderhavige civielrechtelijke belangen – die vooral bestaan uit het tegengegaan na vele jaren woongenot van extra schaduwwerking, weggenomen zonlicht, sterk verminderd woon- en tuingenot, waardevermindering woning, extra stookkosten, aanzienlijke kosten herinrichting tuin en kattenbuitenverblijf en wat dies meer zij – van de daar al jarenlang sinds 1987 zonder de huidige hinder door [gedaagde] met veel plezier wonende achterburen [eisers] heeft meegewogen. Ook lijken de gemeente Gouda en [gedaagde] in 2008 te hebben miskend dat volgens het in 2008 geldende bestemmingsplan voor een nieuw vrijstaand bijgebouw een maximale hoogte van 4,5 meter en niet van 7,1 of 11 meter gold (zie artikel 8 onder h van dat geproduceerde toenmalige bestemmingsplan). Daarbij komt dat inmiddels ter plaatse een ander bestemmingsplan geldt en dat tussen partijen vaststaat dat onder dat nieuwe bestemmingsplan [gedaagde] nooit een bouwvergunning zou hebben gekregen voor zijn nu uitgevoerde bouwplan, zoals ook blijkt uit de door de gemeente Gouda aan [gedaagde] in juli 2010 geweigerde bouwvergunning op een gewijzigde bouwaanvraag van [gedaagde] in mei 2010.

13. De rechtbank weegt daarbij terdege mee en respecteert ook zeer de door [gedaagde] gestelde belangen, zoals de verwachtingen en bedoelingen waarmee hij en zijn echtgenote begin 2008 juist dit perceel aankochten, vooral het realiseren van een geschikte kantoorruimte bij huis voor de boekhoudkundige werkzaamheden van zijn echtgenote [echtgenote van gedaagde] en het realiseren van een geschikte zelfstandige woonruimte bij huis voor de autistische meerderjarige dochter van [gedaagde] en [echtgenote van gedaagde]. Zonder nadere toelichting – die ontbreekt – valt echter niet in te zien welke zwaarwegende redenen er voor [gedaagde] en zijn echtgenote in 2008 bestonden om daarbij te kiezen voor nieuwe hoogbouw met een eerste verdieping in plaats van zoals voorheen laagbouw met slechts begane grond op dezelfde locatie als het oude bijgebouw. Met die eigen keuze en het doorzetten van de jegens [eisers] onrechtmatige bouwplannen hebben [gedaagde] en [echtgenote van gedaagde] wellicht een stukje eigen tuin gewonnen, maar hebben zij geen enkele rekening gehouden met de aan hen tijdig kenbaar gemaakte reële belangen en bezwaren van hun achterburen, met de hiervoor in rov. 10 door de rechtbank vermelde rechtspraak van de Hoge Raad en met het feit dat het burenrecht nu eenmaal het eigendomsrecht beperkt.

14. Ook de overige door [gedaagde] in de stukken en ter zitting aangevoerde belangen en omstandigheden wegen naar het oordeel van de rechtbank in de gegeven omstandigheden niet op tegen die van [eisers]. Ook weegt voor de rechtbank bij haar slotconclusie tot onrechtmatige hinder mee het feit dat [gedaagde] zonder toestemming van [eisers] de dakpannen van hun bijgebouw (het kattenbinnenverblijf) heeft afgezaagd en vervolgens het buitenraampje van dat kattenbinnenverblijf half heeft dichtgemetseld (zie foto nr. 26 ter descente). Tenslotte weegt mee dat ter descente ook is gebleken dat [gedaagde] bij zijn nieuwbouw de erfgrens met 25 centimeter heeft overschreden, zie daarover hierna de rechtsoverwegingen 18 t/m 20.

De rechtbank beveelt vervolgens om het bijgebouw af te breken tot een hoogte van maximaal 3,5 meter. Ook moeten de vensters van ondoorzichtige glas worden voorzien. Eveneens moet de overbouw van 25 centimeter worden verwijderd.

Zie LJN:BU1412