Kamervragen drugsbeleid Rotterdam

Vragen van de leden Bouwmeester en Çelik (beiden PvdA) aan de minister van Veiligheid en Justitie over drugsbeleid in Rotterdam (ingezonden 16 december 2010).
Antwoord van minister Opstelten (Veiligheid en Justitie), mede namens de ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 9 februari 2011) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 992.
Vraag 1
Kent u het aanvalsplan drugs van de gemeente Rotterdam waarin Regionale Opleidingencentra (ROC’s) worden aangespoord om drugsgebruik te herkennen en meer samen te werken met de ouders?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kent u tevens het rapport dat in opdracht van de gemeente Rotterdam is gemaakt en waaruit blijkt dat het sluiten van coffeeshops niet heeft geleid tot minder drugsgebruik?2
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Deelt u de mening dat er extra maatregelen nodig zijn om met name bij de ROC-studenten drugs- en alcoholgebruik te ontmoedigen en deze jongeren weerbaarder te maken? Zo ja, bent u van mening dat scholing van onderwijzers om drugs- en alcoholgebruik te herkennen een goede aanpak is? Bent u tevens van mening dat bij het terugdringen van drank- en drugsgebruik de ouders meer betrokken moet worden? Zo ja, bent u zelf bereid hier beleid op te ontwikkelen? Bent u bereid om het beleid van Rotterdam, mits succesvol, landelijk in te voeren dan wel te promoten bij andere ROC’s en middelbare scholen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Het ontmoedigen van middelengebruik is belangrijk ter voorkoming van mogelijke gezondheidsschade, verminderde leerprestaties en schooluitval. In de praktijk blijkt het geven van goede informatie, het stellen van de sociale norm dat alcohol en drugsgebruik op school niet acceptabel is, en het vroegtijdig signaleren van riskant middelengebruik door jongeren gevolgd door snelle hulp, de meest geschikte aanpak om jongeren weerbaar te maken. Het programma De Gezonde School en Genotmiddelen (DGSG) ondersteunt deze aanpak en richt zich niet alleen op leerlingen, maar ook op leerkrachten, ouders en schoolbesturen. Middelengebruik door schoolgaande jeugd is vooral op het MBO een probleem. Het programma heeft dan ook een aparte module voor MBO-leerlingen. Een module voor MBO-leraren is in ontwikkeling. Het DGSG-programma maakt onderdeel uit van het aanvalsplan drugs van de gemeente Rotterdam.
Scholing van docenten in het herkennen van gebruik zoals in de Rotterdamse aanpak zou kunnen bijdragen aan het stellen van een sociale norm en tijdige signalering van riskant middelengebruik. Dit past bij de algemene zorgtaak die scholen hebben om te zien dat er iets met een jongere aan de hand is en vervolgens actie te ondernemen. De rol van mentoren, een goede interne zorgstructuur in de school en samenwerking met relevante jeugdvoorzieningen (waaronder de verslavingszorg) in de Zorg- en Adviesteams (ZAT’s) zijn hierbij essentieel.
Ook het betrekken van de ouders bij het terugdringen van drank- en drugsgebruik is belangrijk, omdat ook ouders kunnen bijdragen aan het stellen van de sociale norm, het weerbaarder maken van hun kinderen en het vroeg signaleren van problemen. Hiervoor is al een interventie ontwikkeld en beschikbaar, die ouders bij deze problematiek betrekt. Via het DGSG-programma krijgen ouders informatie hoe ze bij de opvoeding aandacht kunnen besteden aan roken, alcohol en drugs en leren zij deze ook toe te passen.
De Rotterdamse aanpak is een goed voorbeeld van een integrale aanpak van alcohol en drugsgebruik op ROC’s, afgestemd op de lokale omstandigheden. Landelijke invoering van de Rotterdamse aanpak ligt echter niet voor de hand, omdat ik niet wil treden in de ruimte van zowel gemeenten als scholen om hun drugs- en alcoholbeleid af te stemmen op de lokale situatie. Scholen worden uiteraard wel landelijk ondersteund met het DGSG-programma en het Landelijk steunpunt ZAT’s.
Vraag 4
Deelt u de mening dat, naast goede voorlichting aan het onderwijzend personeel, ook medewerkers verslavingszorg in de Zorg- en adviesteams (ZAT’s) van de scholen moeten zitten? Zo ja, waarom is dit in het merendeel van de scholen niet het geval? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Een goede samenwerking tussen ZAT en verslavingszorg is nodig, zodat de verslavingszorg snel kan worden ingeschakeld bij problemen. In het merendeel van de ZAT’s (71%) op het MBO nemen medewerkers van instellingen van verslavingszorg dan ook deel aan deze teams. Verder participeert in tweederde van ZAT’s in het MBO een preventiemedewerker van de jeugdgezondheidszorg die ook een schakelfunctie richting verslavingszorg kan vervullen.
Vraag 5 en 6
Deelt u de mening dat het feit dat het sluiten van coffeeshops niet heeft geleid tot minder drugsgebruik tenminste een indicatie is dat het sluiten van coffeeshops geen effectief middel is om drugsgebruik tegen te gaan? Zo ja, wat betekent dit voor uw (voorgenomen) beleid ten aanzien van coffeeshops? Zo nee, waarom niet?
Erkent u dat het sluiten van coffeeshops niet het gewenste resultaat heeft opgeleverd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat moet gebeuren om het gebruik van drugs bij de jongeren terug te dringen?
Antwoord 5 en 6
Doel van het sluiten van coffeeshops die dicht bij scholen liggen is om de aantrekkingskracht van coffeeshops op jongeren te verkleinen, en drugsgebruik op die wijze te ontmoedigen. Naar mijn mening is dit beleid wel effectief, en ik verwacht dat de resultaten op wat langere termijn zichtbaar zullen worden. Naast het sluiten van coffeeshops worden ook maatregelen genomen op het gebied van voorlichting en vroegsignalering om het gebruik van drugs bij jongeren terug te dringen.
Vraag 7
Bent u bekend met het onderzoek dat jongeren merendeels hun cannabis verkrijgen via drugsrunners of vrienden? Zo ja, wat gaat u hier aan doen?
Antwoord 7
Ja. Handel in drugs via drugsrunners wordt conform de aanwijzing Opiumwet van het Openbaar Ministerie aangepakt. Daarnaast werkt het Openbaar Ministerie samen met diverse (keten)partners zoals politie, gemeenten, SIOD en belastingdienst, teneinde drugs op een zo effectief mogelijke manier te bestrijden. Ook worden projecten opgezet met onder andere buurtbewoners om onveilige plekken in kaart te brengen, wordt een drugsmonitor opgesteld evenals een veiligheidsindex, waarin meldingen van drugsoverlast een belangrijke indicator zijn. Voorts wordt cameratoezicht ingezet teneinde drugs(runnen) tegen te gaan.
Vraag 8
Bent u van mening dat het bestrijden van drugsrunners een taak voor de gemeenten is? Zo ja, hebben gemeenten voldoende mogelijkheden en middelen om dit te bestrijden? Zo nee waarom?
Antwoord 8
De bestrijding van drugsrunners is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van Openbaar Ministerie, politie en gemeenten. Er zijn voldoende wettelijke aangrijpingspunten om dit ongewenste fenomeen effectief te bestrijden. De aanpak van drugsrunners kan door middel van het handhaven van de bepalingen in het Wetboek van Strafrecht, maar ook door bijvoorbeeld de handhaving van de specifiek hiertoe opgestelde regels in de APV’s en cameratoezicht.
Zie hier.