Niet voldoen aan verwijderbevel is niet strafbaar
Een politieagent vordert verdachte om zich te verwijderen van de plaats bij een discotheek waar een aanhouding plaatsvond. De verdachte voldoet niet aan dit bevel. Hij wordt vervolgd op basis van artikel 184 Sr.
Het bevel is gegeven op grond van artikel 2:1 van de APV Hof van Twente:
“1. Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden.
2. Hij die op een openbare plaats aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Deze leden bevatten beide een gebodsbepaling waarvan de overtreding apart strafbaar is gesteld in artikel 6:1, eerste lid, van die verordening.”
Het Hof Arnhem stelt vervolgens, na bestudering van de toelichting van de APV, dat de bepaling is gebaseerd op art. 2 Politiewet. Dat levert problemen op voor de strafbaarheid van het niet voldoen aan het bevel:
“Voor overtreding van artikel 184, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is vereist een “krachtens wettelijk voorschrift” gedane vordering. Een dergelijk voorschrift moet uitdrukkelijk inhouden dat de betrokken ambtenaar gerechtigd is tot het doen van een vordering. Artikel 2 van de Politiewet 1993 bevat een algemene taakomschrijving voor de politie en kan niet worden aangemerkt als een wettelijk voorschrift op basis waarvan vorderingen of bevelen kunnen worden gegeven waaraan op straffe van overtreding van artikel 184, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering moet worden voldaan (vgl. Hoge Raad 29 januari 2008, NJ 2008, 206). Als een op grond van artikel 2 van de Politiewet 1993 gegeven vordering bij niet-opvolging niet kan leiden tot overtreding van artikel 184, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, dan kan niet-opvolging van een vordering op grond van een APV-bepaling die op artikel 2 van de Politiewet 1993 is gebaseerd, evenmin leiden tot overtreding van artikel 184, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Voor zover de advocaat-generaal heeft bedoeld dat de onderhavige APV-bepaling eigenstandig een bevoegdheid voor de verbalisant heeft gecreëerd om een vordering tot verwijdering te doen, kan het hof de advocaat-generaal daarin niet volgen, omdat in een gemeentelijke verordening niet meer bevoegdheden kunnen worden toegekend dan in de wetten in formele zin, waarop die verordening is gebaseerd, wordt toegestaan. Een verder strekkende bepaling in een gemeentelijke verordening zou in zoverre onverbindend zijn.”
De verdacht wordt ontslagen van alle rechtsvervolging.
Zie LJN: BM1084.