Theehuis na drugshandel te lang gesloten op grond van art. 13b Opiumwet

De burgemeester van Rotterdam sluit op grond van art. 13b Opiumwet een theehuis. In het theehuis zijn bij de beheerder 19,8 gram hasj en bij een bezoeker 6,4 gram hasj aangetroffen. Dat betreft meer dan 5 gram is daarom een handelshoeveelheid.

De ABRvS overweegt over deze sluiting:

Zoals hiervoor onder 2.3 is vermeld, is bij de controle op 12 april 2010 behalve bij een bezoeker ook bij de beheerder van het theehuis een handelshoeveelheid softdrugs aangetroffen. De burgemeester mocht op grond daarvan aannemelijk achten dat de beheerder, in plaats van erop toe te zien dat in of vanuit het theehuis geen drugshandel zou plaatsvinden, zelf in of vanuit het theehuis drugs verhandelde. Gelet hierop, alsmede op de hiervoor vermelde, door de politie waargenomen bezoeken van verschillende drugsdealers en drugsrunners aan het theehuis, mocht de burgemeester aannemelijk achten dat de aanwezigheid van handelshoeveelheden softdrugs in het theehuis op 12 april 2010 geen incident betrof, doch dat het theehuis structureel bijdroeg aan drugshandel en daarmee gepaard gaande overlast op en rond de Goudse Rijweg. Onder deze omstandigheden bestaat geen grond voor het oordeel dat de burgemeester sluiting van het theehuis voor de duur van twaalf maanden niet in redelijkheid noodzakelijk heeft kunnen achten om drugshandel vanuit het theehuis tegen te gaan.

Dat de burgemeester heeft bevolen dat het belhuis, waarop voormelde uitspraak van de Afdeling van 6 januari 2010 betrekking heeft, voor de duur van zes maanden wordt gesloten, doet aan het voorgaande niet af. Uit die uitspraak kan niet worden afgeleid dat het belhuis, evenals het theehuis, structureel bijdroeg aan drugshandel in de omgeving. Zo blijkt uit die uitspraak niet dat bij de beheerder van het belhuis drugs zijn aangetroffen of dat het belhuis regelmatig door drugsdealers en drugsrunners werd bezocht.

Gezien het voorgaande, heeft de voorzieningenrechter sluiting van het theehuis voor de duur van twaalf maanden ten onrechte onevenredig geacht. Het betoog slaagt.

De sluitingsduur is dus volgens de Afdeling onevenredig.

Zie LJN: BT7440.