Veroordeling voor overtreding noodbevel Oud en Nieuw Culemborg

Een man wordt vervolgd wegens het opzettelijk niet voldoen aaneen vordering krachtens artikel 1 van het Noodbevel van de burgemeester van Culemborg (art. 184 Sr). De man is door een pelotonscommandant van de ME bevolen de straat te verlaten en heeft dat niet gedaan. Hij bleef echter in de voortuin van zijn moeder staan.

De advocaat van de man stelt dat het noodbevel niet rechtmatig was aangezien het niet volledig is ingevuld. Het noodbevel bevatte de volgende zinnen:

“De bij hem, in het bijzonder van de zijde van de politie ingekomen ambtsberichten van ???;
inzake de ontwikkelingen in de wijk(en) ???;

dit bevel treedt in werking op 31 december 2009 en geldt tot ??? om 9.00 uur, …

Culemborg, ??? december 2009 …”

De advocaat stelt vervolgens dat hierdoor niet gesteld kan worden dat het bevel om zich van de straat te begeven krachtens een wettelijk voorschrift is gegeven. De politierechter stelt dat de ommissies (de vraagtekens) niet leiden tot onrechtmatigheid van het bevel:

“De vraag is nu of deze omissies de rechtmatigheid van het noodbevel raken.
De politierechter stelt vast dat naast het noodbevel zich ook het aanwijzingsbesluit veiligheidsrisicogebied bij de stukken bevindt. Dit aanwijzingsbesluit dient te worden bezien in onderling verband en samenhang met het noodbevel.
Kijkend naar beide stukken dan blijkt dat:
–  het noodbevel is afgegeven naar aanleiding van openbare orde verstoringen die zich in de periode 5 t/m 12 september 2009 en in de periode direct voorafgaand aan de jaarwisseling 2009/2010 hadden voorgedaan in de wijk Terweijde;
–  het noodbevel is afgegeven voor het gebeid met de grenzen:
o  De Weisteeg
o  De Rijksstraatweg
o  Parklaan (inclusief groenstrook en gebouwen ten oosten daarvan)
o  Provinciale weg N320
–  het noodbevel is afgegeven voor de periode 31 december 2009 tot en met 1 januari
2010
–  het noodbevel is afgegeven op 30 december 2009
De politierechter is van oordeel dat, gezien beide stukken, de omissies in het noodbevel niet af doen aan de rechtmatigheid van het noodbevel.”

Vervolgens stelt de advocaat dat is voldaan aan het bevel van de agent. Hij is van de straat weg gegaan en naar de voortuin gegaan. De rechter is het daarmee oneens:

‘De politierechter stelt vast dat taalkundig gezien de raadsman gelijk heeft. Daarmee zou echter onrecht worden gedaan aan de strekking van hetgeen werd gevorderd. Er was geen sprake van een keuze. Het moet voor de in de Diepenbrockstraat aanwezige personen duidelijk zijn geweest dat men zich moest verwijderen uit de Diepenbrockstraat. Dit kon door de Diepenbrockstraat te verlaten dan wel door de woning in te gaan. Indien men dus, zoals verdachte deed, in de voortuin bleef staan, voldeed men niet aan de vordering.’

Vervolgens veroordeelt de politierechter de man gezien de omstandigheden in Culemborg tot een hogere straf dan gebruikelijk.

Zie LJN:BL8032