Verzoek tot handhaving Woningwet wegens achterstallig woningonderhoud

Een inwoonster van Rotterdam, verzoekster in onderliggende rechtszaak, dient mondeling een verzoek tot handhaving in bij de Dienst Stedenbouw en Volkshuisvesting (afgekort tot DS+V) van gemeente Rotterdam. De vrouw heeft last van vocht en schimmelvorming in haar huurwoning. De huurcommissie heeft de huurprijs, als reactie op de gebreken van de woning, verlaagd tot 30 procent van de maximale huurprijs.

DS+V deelt verzoekster mee dat haar verzoek tot handhaving niet in behandeling wordt genomen, maar dat een melding van de onderhoudsklacht wordt gemaakt bij de verhurende woningcorporatie. Verzoekster maakt vervolgens bezwaar tegen de beslissing om het verzoek niet in behandeling te nemen. Het Hoofd Toezicht Bouwen deelt vervolgens namens DS+V mee dat de woningcorporatie de onderhoudsklacht in behandeling heeft genomen. De dienst neemt aan dat de verzoek tot handhaving zo adequaat is afgehandeld en dat het dossier kan worden gesloten. Verzoekster stelt beroep in tegen deze beslissing op bezwaar.

Verzoekster stelt in beroep dat de woningcorporatie, ondanks eerdere toezeggingen het probleem op te lossen, haar onderhoudsverplichting niet nakomt en dat zij daardoor gezondheidsschade leidt. Derhalve moet het college waaronder DS+V ressorteert, gezien de Woningwet en het gemeentelijke ‘Handhavingsbeleidsplan Toezicht Gebouwen’, toezicht uitoefenen en handhavend optreden tegen de verhuurder. Het is, zo stelt verzoekster, niet rechtens om hier een onderscheid te maken tussen huurders van woningcorporaties en andere huurders en bewoners in Rotterdam. Een bestuursrechtelijke dwangsom biedt een goede stok achter de deur om de corporatie aan te zetten tot handelen.

DS+V stelt ten eerste dat verzoekster, aangezien zij het verzoek mondeling heeft gedaan, geen verzoek tot handhavend optreden heeft gedaan. Ten tweede stelt DS+V dat de corporatie alles doet om de problemen op te lossen, maar nog niet achterhaald heeft waardoor de vochtproblemen worden veroorzaakt. DS+V stelt dat pas kan worden aangeschreven wanneer de situatie duidelijk is.

De voorzieningenrechter merkt de mondelinge melding van verzoekster aan als handhavingsverzoek. Daarnaast stelt de voorzieningenrechter dat DS+V ten onrechte meent niet te hoeven beslissen op het verzoek tot handhaven. De omstandigheid dat de dienst afspraken maakt met verhuurders doet aan de verplichting om daarover te beslissen niets af. De voorzieningenrechter acht de weigering tot handhavend optreden gelet op de duur, aard en omvang van de onderhoudsklachten onvoldoende gemotiveerd. Eventuele onduidelijkheden over de oorzaak van vochtproblemen impliceren niet, zo overweegt de voorzieningenrechter, dat geen toezicht moet worden uitgeoefend.

Zie LJN: BK4283. Bij deze uitspraak schreef ik een commentaar. Zie hier.