Vier rechtszaken over tijdelijk huisverbod: één huisverbod vernietigd

De Rechtbank Amsterdam spreekt zich in 2010 meerdere malen uit over de rechtmatigheid van tijdelijke huisverboden. Een aan een man opgelegd huisverbod blijft bij de rechtbank in stand. De man gebruikt meerdere malen geweld tegen zijn ouders. Zie LJN: BM1077. Een huisverbod voor een vrouw die haar kinderen mishandeld, acht de Amsterdamse Rechtbank ook rechtmatig. Zie LJN: BM1415.

Een andere man slaat zijn vrouw en krijgt eveneens een huisverbod opgelegd. De man klaagt dat inbreuk wordt gemaakt op zijn recht op eerbiediging van het privéleven. De rechtbank stelt daarover:

“Met de man is de rechter van oordeel dat een tijdelijk huisverbod inbreuk maakt op het recht van de man op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer en op zijn recht op ongestoord huisgenot. De man heeft ter zitting uiteen gezet, dat zijn afwezigheid in de woning voor hem overlast meebrengt. Die bestaat er onder meer uit dat hij een zwervend bestaan leidt, waardoor hij moeite heeft tijdig zijn post te ontvangen. Dit is voor de man hinderlijk in verband met het scholingstraject dat hij in het kader van zijn uitkering volgt. Bovendien mist hij het contact met zijn kinderen.
Tegenover dit nadeel van de man staat echter het belang van de vrouw bij persoonlijke veiligheid en het belang van de kinderen bij psychische veiligheid en een stabiele leefomgeving.
Naar het oordeel van de rechter kan niet worden gezegd, dat verweerder bij afweging van de betrokken belangen het nadeel van de man zwaarder had moeten laten wegen dan de veiligheid van de vrouw en de kinderen. Naar het oordeel van de rechter heeft verweerder in redelijkheid tot de gemaakte afweging kunnen komen.
Voorts is niet gesteld of gebleken dat een ander middel dan een tijdelijk huisverbod gezien de omstandigheden op 14 december 2009 meer passend was.
De inbreuk op de rechten van de man wordt naar het oordeel van de rechter dan ook gerechtvaardigd door het met die inbreuk te dienen doel. Voorts onderschrijft de rechter de stelling van de man dat het huisverbod in strijd is met de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit niet.”
Het huisverbod blijft in stand. Zie LJN: BM1080. Dat geldt niet voor een ander tijdelijk huisverbod. Een man wordt hier verdacht van het mishandelen van een vrouw en kind. De vrouw legt daarover inconsistente verklaringen af bij de politie. De man zelf ontkent de mishandelingen. De rechtbank is niet overtuigd dat de man een onmiddelijk dreigend gevaar voor de vrouw en kind oplevert:
“De rechter acht aannemelijk dat de man en de vrouw op 10 februari 2010 onenigheid hebben gehad en dat de man de vrouw en het kind van zich af heeft geduwd dan wel gegooid en daarna, na een woordenwisseling, tegen de koelkast heeft getrapt.
In de afgelegde verklaringen ziet de rechter echter geen grond voor de conclusie dat hij hen heeft geslagen, terwijl er evenmin aanwijzingen zijn dat het duwen dan wel gooien met veel geweld gepaard is gegaan. Van bedreiging van het kind met de dood is voorts niet gebleken.
Evenmin acht de rechter aannemelijk dat de man zich in het verleden gewelddadig tegenover de vrouw en het kind heeft gedragen, anders dan verbaal. De stellingen van de vrouw op dit punt zijn onvoldoende geconcretiseerd naar tijd, plaats en aard en evenmin onderbouwd, bijvoorbeeld met verklaringen van familie of bekenden of van instanties, zoals school.
Voorts is in het RiHG op bepaalde punten informatie opgenomen die geen steun vindt in de processen-verbaal die daaraan ten grondslag liggen.
De rechter is, het geheel overziende, van oordeel dat verweerder niet op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden tot het ernstig vermoeden heeft kunnen komen dat de aanwezigheid van de man in de woning een onmiddellijk dreigend gevaar voor de vrouw en het kind opleverde. De motivering die verweerder voor dat vermoeden heeft gegeven is daartoe onvoldoende.
Hij heeft zich dan ook ten onrechte bevoegd geacht tot het opleggen van een tijdelijk huisverbod.”
Het huisverbod wordt vernietigd. Zie LJN: BM1408