13b Opiumwet sluiting van woningen vanwege drugshandel

De burgemeester van Maastricht sluit een woning op grond van art. 13b Opiumwet. In de woning is drugs aangetroffen. Volgens de burgemeester is sprake van drugshandel.

De rechtbank acht de sluiting op grond van 13b Opiumwet rechtmatig. Over de hoeveelheid drugs stelt de rechtbank:

Bij de beantwoording van de vraag of er sprake is van een handelshoeveelheid dienen naar het oordeel van de rechtbank alle omstandigheden van het geval te worden betrokken, zoals het gewicht van de gevonden drugs. Vaststaat dat in de woning 56 gram aan heroïne is aangetroffen. Deze drug is opgenomen in de in artikel 13b van de Opiumwet genoemde lijst I. Voor zover eiseres heeft gesteld dat de heroïne niet in de woning maar in de heuptas van één van de mannen is aangetroffen, kan het gegeven dat de drugs in een tas zijn gevonden, niet afdoen aan het feit dat de drugs zich in de woning bevonden. Gelet op de hoeveelheid heroïne die is aangetroffen, welke meer betrof dan de maximaal 0,5 gram die volgens het Openbaar Ministerie als voorraad voor eigen gebruik wordt aangemerkt, heeft verweerder op goede gronden geoordeeld dat sprake is van een handelshoeveelheid. Gezien het vorenstaande acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat de drugs in de woning aanwezig waren in verband met de verkoop, aflevering of verstrekking van die drugs. Daarbij merkt de rechtbank op dat in de woning materialen zijn aangetroffen, welke wijzen op handel in verdovende middelen en dat uit twee processen-verbaal van twee als verdachte gehoorde personen blijkt dat zij in de woning verdovende middelen hebben gekocht. Gezien al het vorenstaande was verweerder bevoegd de woning te sluiten en kon verweerder, op grond van punt 15 van het Beleid, de woning voor een periode van drie maanden sluiten.

Over het niet geven van een waarschuwing stelt de rechtbank”

Voor zover eiseres heeft gesteld dat het beleid meer waarborgen dient te kennen, is de rechtbank van oordeel dat de bevoegdheid hiertoe bij verweerder ligt. Zo kan verweerder in zijn beleid bepalen of hij al dan niet een waarschuwing geeft alvorens tot sluiting van de woning over te gaan. Dat verweerder in zijn beleid heeft gekozen om bij het aantreffen van harddrugs niet eerst een waarschuwing te geven, is dan ook zijn keuze. De rechtbank kan wel een oordeel geven over de vraag of het beleid past binnen het wettelijk kader van artikel 13b van de Opiumwet, hetgeen het geval is. Verder is de rechtbank niet gebleken dat het beleid als kennelijk onredelijk is aan te merken.

Zie LJN: BQ5699

Zie ook over een woningsluiting op grond van art. 13b Opiumwet,  LJN: BQ71113