Burgemeester sluit woning van suïcidale man op grond van 174a Gemeentewet (Wet Victoria)

helpen-en-ingrijpen-bij-woonoverlast-door-psychisch-kwetsbaren-01De burgemeester van Súdwest-Fryslân sluit op basis van art. 174a Gemeentewet de woning van eiser voor de duur van veertien dagen gesloten. De rechtbank stelt vast dat de beslissing van de burgemeester om de woning van eiser te sluiten in hoofdzaak verband houdt met het feit dat eiser heeft gedreigd zijn woning in brand te steken. Vast staat dat eiser dit dreigement kenbaar heeft gemaakt bij de politie, door middel van een 112-melding. In deze melding heeft eiser aangegeven zich van het leven te willen beroven.

Eiser betoogt dat het dreigement om zijn woning in brand te steken niet de sluiting van de woning rechtvaardigt. Volgens eiser kan moet er voor toepassing van art. 174a Gemeentewet sprake zijn van ernstige overlast die zich met grote regelmaat en langdurig voordoet. Dat hiervan sprake is, moet aan de hand van concrete, objectieve en verifieerbare gegevens aannemelijk gemaakt worden. Het moet bovendien gaan om gedragingen die zich daadwerkelijk voordoen of hebben voorgedaan. Eiser is van mening dat in het onderhavige geval niet gesproken kan worden van ernstige, zich met grote regelmaat voordoende en langdurig voortdurende, overlast. Dit is niet gestaafd met concrete, objectieve en verifieerbare gegevens. Bovendien heeft eiser geen uitvoering gegeven aan zijn dreigement. Eiser vermoedt dat de beslissing van de burgemeester om de woning te sluiten veeleer is ingegeven door de gedachte “de maat is vol”. Dit is echter onvoldoende voor toepassing van artikel 174a Gemeentewet. Zo al aangenomen moet worden dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten, had de burgemeester van deze bevoegdheid volgens eiser geen gebruik mogen maken, omdat de burgemeester (een) minder ingrijpende maatregel(en) had kunnen treffen.

De burgemeester stelt dat in de middag van 3 april 2012 sprake was van een ernstige, gevaarlijke situatie en dat snel handelend optreden geïndiceerd was. Omdat van eiser en zijn voorgeschiedenis op dat moment geen dossier voorhanden was, heeft de burgemeester daarom met spoed telefonisch navraag laten doen bij allerlei instanties waar (meer) informatie en zijn voorgeschiedenis voorhanden was.

De rechtbank deelt de opvatting van de burgemeester dat het dossier een zorgwekkend beeld geven van eiser en zijn voorgeschiedenis. In het licht van dit dossier kan de rechtbank begrijpen dat de burgemeester naar aanleiding van de melding op 3 april 2012 handelend is opgetreden. De vraag is echter of de burgemeester kon besluiten de woning te sluiten. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. Uit het politierapport van 18 april 2012 blijkt dat eiser op 22 juni 2006 heeft gedreigd zijn woning op te blazen door het openzetten van de gaskraan. Hiertegen zijn de hulpdiensten (politie en een arts) opgetreden. In de periode van 22 juni 2006 tot 3 april 2012 heeft eiser volgens het politierapport van 18 april 2012 niet gedreigd zijn woning op te blazen of in brand te steken. De rechtbank wil niet uitsluiten dat eiser zijn dreigement op 22 juni 2006 en 3 april 2012 daadwerkelijk ten uitvoer had gebracht indien de hulpdiensten niet waren opgetreden, maar van ernstige overlast die maatschappelijk onaanvaardbare vormen heeft aangenomen en die zich met grote regelmaat en langdurig heeft voorgedaan, is dus geen sprake. Uit het dossier blijkt dat eiser talloze malen heeft gedreigd zich van het leven te beroven. In reactie op deze dreigementen zijn steeds hulpdiensten ter plaatse verschenen, zoals een ambulance, een arts en de politie. De rechtbank kan zich voorstellen dat de dreigementen en het verschijnen van hulpdiensten gevoelens van onrust en angst hebben veroorzaakt in de buurt. Deze op zich begrijpelijke gevoelens vormen naar het oordeel van de rechtbank echter een onvoldoende basis voor het oordeel dat sprake is van maatschappelijk onaanvaardbare overlast die een woningsluiting rechtvaardigt. Het feit dat eiser talloze malen heeft gedreigd zich van het leven te beroven, hoe betreurenswaardig ook, leverde in beginsel geen bedreiging op voor de veiligheid en gezondheid van de mensen in zijn omgeving. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat, uitgezonderd de incidenten op 22 juni 2006 en 3 april 2012, niet voorstelbaar is dat de wijze waarop en locatie waar eiser zich van het leven wilde beroven, veiligheids- en gezondheidsrisico’s voor de buurtbewoners konden opleveren.

De rechtbank is van oordeel dat de beslissing van de burgemeester om de woning te sluiten geen stand kan houden en verklaart het beroep gegrond.

Zie LJN: BZ9354