Damocles-sluiting restaurant onrechtmatig

De burgemeester van Breda sluit op grond van artikel 13b Opiumwet (de wet Damocles) een restaurant. In het restaurant is door de politie 7,72 gram cocaïne aangetroffen. De exploitant is het oneens met deze sluiting en gaat in bezwaar en verzoekt om een voorlopige voorziening.

In de beleidsregels van de burgemeester staat dat enige mate van verwijtbaarheid van de exploitant aanwezig moet zijn om tot sluiting over te kunnen gaan. De burgemeester bevestigt dat nog eens op de zitting.

De burgemeester heeft hier volgens de voorzieningenrechter echter niet voldoende aannemelijk gemaakt dat de exploitant wist dat een vaste klant in drugs handelde:

‘De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat verweerder (de burgemeester) niet aannemelijk heeft gemaakt dat verzoeker had kunnen en moeten weten dat deze klant (mogelijk) drugs bij zich had. Het enkele feit dat het hier gaat om een vaste klant, wiens ouders ook regelmatig restaurant [naam restaurant] bezoeken, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende bewijs. Verweerder heeft geen onderzoek gedaan naar de aard van de relatie tussen verzoeker en deze klant.’

Zie BL3502.

Het is opmerkelijk dat de burgemeester de benodige verwijtbaarheid heeft vastgelegd in beleidsregels. Hij maakt het zichzelf daardoor extra moeilijk. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling blijkt dat deze eis in het geval van Damocles niet door de rechtspraak wordt gesteld.