Geluidsoverlast door buren civielrechtelijk met succes aangepakt

X veroorzaakt volgens de buren A en B geluidsoverlast door windgongen in haar tuin op te hangen. Ook wordt geluidsoverlast veroorzaakt door het slaan met deuren en het spelen van muziek. A. vorderen bij de civiele rechter op grond van art. 5:37 van het burgerlijk wetboek (BW):

[A] c.s. vorderen – zakelijk weergegeven – [X] te veroordelen om:
1. zich te onthouden van het produceren van enige vorm van geluidsoverlast, onder meer veroorzaakt door:
a. het met geopend raam en/of geopende tuindeur afspelen van luide muziek;
b. het slaan met ramen en/of deuren tussen 22.00 en 8.00 uur;
2. de in haar tuin geplaatste windgongen te verwijderen en verwijderd te houden;
3. geen contact meer te zoeken met [A] en [B] in welke vorm dan ook;
4. de rij coniferen langs de schutting van [A] en [B] op een lengte van maximaal twee meter te houden;
5. te gedogen dat [A] en [B], zonder haar voorafgaande toestemming, overhangende takken snoeien;
een en ander op straffe van een dwangsom

X. zegt juist geluidsoverlast van A en B te ondervinden en heeft ook een rijtje vorderingen:

2.4. [X] vordert – zakelijk weergegeven – :
1. [A] c.s. te veroordelen om zich te houden aan de destijds bij buurtbemiddeling gemaakte afspraken;
2. [A] en [B] te veroordelen, primair, tot verwijdering van de camera, subsidiair, tot het door een erkend beveiligingsbedrijf in opdracht van [X] laten verrichten van (nader) onderzoek aan de camera, met veroordeling van [A] en [B] in de kosten van dit onderzoek;
3. [A] en [B] te veroordelen om zich te onthouden van elke vorm van inbreuk op het aan [X] toekomende recht op privacy, in het bijzonder door middel van camerabeelden;
4. [A] en [B] te veroordelen om zich in de toekomst te onthouden van verspreiding van lasterlijke taal over [X] aan derden dan wel derden aan te zetten tot acties die [X] kunnen schaden;
een en ander op straffe van een dwangsom.

De rechter stelt over de geluidoverlast en de windgongen:

Geluidsoverlast
3.3.   Voorop gesteld wordt dat in het maatschappelijk verkeer van een ieder mag worden verlangd dat hij of zij de nachtrust in acht neemt en anderen daarin niet stoort. Beide partijen hebben aangegeven, dat zij het als vervelend ervaren als hun nachtrust wordt onderbroken. Van partijen mag dan ook worden verwacht, dat zij elkaars nachtrust respecteren en zich ertoe inspannen de ander daarin niet te storen.
Zoals hiervoor reeds is geoordeeld is geluidsoverlast subjectief van aard. [A] c.s. vorderen onder 1 van het petitum van de dagvaarding dat [X] zich zal moeten onthouden van het afspelen van luide muziek en het slaan met ramen en/of deuren. Bij toewijzing van een dergelijke vordering komt het neer op de vraag op welk moment precies de muziek “te luid” is en van “slaan met ramen en/of deuren” sprake is. In het beperkte toetsingskader van deze kort geding procedure kan het antwoord daarop niet worden gevonden. Bij toewijzing van de vordering zoals deze thans is geformuleerd zouden dan ook executieproblemen kunnen ontstaan. Zolang immers niet duidelijk is wanneer sprake is van “luide muziek” en “het slaan van deuren en/of ramen”, is een in dat kader gegeven verbod ook niet praktisch uitvoerbaar.

Windgongen

3.4. [X] heeft betwist dat de windgongen overlast veroorzaken. Zij heeft aangegeven dat de windgongen enkel geluid maken als het waait. Doordat de windgongen aan haar schuur zijn bevestigd, hangen zij veelal uit de wind waardoor zij – volgens [X] – vaak in het geheel geen geluid geven. Hoewel gemotiveerd betwist door [X] is in het licht van de verklaringen van [A] c.s. en de schriftelijke verklaringen van andere omwonenden (zie rechtsoverweging 1.4, 1.5 en 1.6) voldoende aannemelijk geworden dat de windgongen geluidsoverlast in de zin van artikel 5:37 Burgerlijk Wetboek veroorzaken. Daar komt bij dat [X] ook zelf heeft aangegeven dat zij, als zij weet dat het ’s nachts gaat waaien, knijpers op de windgongen plaatst, zodat zij geen geluid maken. Het van tijd tot tijd plaatsen van knijpers of de windgongen alleen ’s nachts verwijderen is echter onvoldoende om de overlast weg te nemen. Het laat zich immers niet altijd voorspellen wanneer het waait en als [X] op zo’n moment niet thuis is, kan zij geen knijpers op de windgongen plaatsen. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat de vordering tot verwijdering van deze windgongen kan worden toegewezen.

De windgongen moet dus weg. Alle andere vorderingen worden afgewezen.

Zie LJN: BQ7741.