Hof: overtreding bevel op basis van APV niet strafbaar

Agenten houden op de openbare weg een man aan. Een andere man bemoeit zich met de aanhouding. Een agent vordert de man om afstand te houden. De man voldoet niet aan de vordering. De agenten vorderen om het horecagebied te verlaten. De man voldoet wederom niet aan de vordering en wordt aangehouden. Vervolgens wordt hij vervolgd wegens overtreding van artikel 184 Sr.

Dit artikel vereist dat de vordering is gedaan krachtens wettelijk voorschrift. In dit concrete geval is dat artikel 7 van de APV Tilburg:

“Artikel 7 van de APV Tilburg, zoals dat op 27 december 2007 van kracht was, luidt – voor zover relevant – als volgt.
1.  (…)
2.  Eenieder, die op de weg aanwezig is bij enig voorval, waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
3.  (…)”

Vervolgens overweegt het Hof:

“Blijkens de tekst vertoont artikel 7 van de APV Tilburg een sterke verwantschap met artikel 2.1.1.1 van de door veel gemeenten gebruikte model-APV van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). De toelichting bij laatstgenoemd artikel luidt – voor zover relevant – als volgt.
Het gaat hier om bestaande politiebevoegdheden. Deze bevoegdheid berust op de artikelen 2 en 12 Politiewet. Deze bevoegdheid wordt in feite herhaald als van een gemeentelijke strafbepaling een aanwijzing, last, bevel of oordeel van een politieambtenaar een element vormt

De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 29 januari 2008 (LJN: BB4108) ten aanzien van het in artikel 184, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht genoemde vereiste dat het bevel of de vordering is gedaan krachtens wettelijk voorschrift overwogen, dat een dergelijk voorschrift uitdrukkelijk moet inhouden dat de betrokken ambtenaar gerechtigd is tot het doen van een vordering. Naar het oordeel van het hof bepaalt artikel 7 van de APV Tilburg evenwel niet uitdrukkelijk dat de betrokken ambtenaar gerechtigd is tot het doen van een vordering. Immers, een zodanige bevoegdheid wordt in deze bepaling niet met zoveel woorden toegekend maar zou daarin moeten worden ingelezen.

De artikelen 2 en 12 van de Politiewet 1993, die – gezien de verwantschap tussen artikel 2.1.1.1 van de model-APV en artikel 7 van de APV Tilburg – ook in relatie lijken te staan tot laatstgenoemde bepaling, bevatten respectievelijk een algemene taakomschrijving voor de politie en de toewijzing van het gezag over de politie aan de burgemeester (waaronder het geven van “aanwijzingen”) in het kader van de handhaving van de openbare orde. Deze bepalingen kunnen evenmin worden aangemerkt als een wettelijk voorschrift op basis waarvan vorderingen of bevelen kunnen worden gegeven waaraan op straffe van overtreding van artikel 184, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht moet worden voldaan.

Nu ook overigens geen wettelijk voorschrift voorhanden is, op grond waarvan de betrokken ambtenaar in onderhavig geval gerechtigd was tot het doen van de vordering, komt het hof tot het oordeel dat de vordering niet krachtens wettelijk voorschrift is gedaan, zodat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.”

De man wordt vrijgesproken.

Zie LJN: BM9992