Hooligans NAC veroordeeld voor overtreding samenscholingsverbod

In 2009 rijdt een colonne NAC-supporters (de hooligans) naar Tilburg. Zij willen naar het stadion van Willem II, maar rijden door naar een café waar harde kern supports van Willem II zich ophouden. Het lukt vervolgens de ME om de groepen uit elkaar te houden. De hooligans worden succesvol vervolgd wegens het overtreden van het samenscholingsverbod uit de APV Tilburg. Het hof overweegt:

Het hof stelt bij de beoordeling van het verweer voorop dat naar zijn oordeel ook sprake kan zijn van samenscholen, in de zin van: het groepsgewijs bij elkaar komen van mensen, indien het betreft personen die zich in verschillende auto’s bevinden. Samenscholen kan men te voet, op de fiets, op een tweewieler, maar ook met een auto.

Vervolgens dient het hof de vraag te beantwoorden of de bedoelde samenscholing er één was als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Tilburg 2005; de tenlastelegging heeft immers uitsluitend op een dergelijke samenscholing het oog.
Uit het opschrift van artikel 7 van die Verordening (‘samenscholing en ongeregeldheden’) valt af te leiden dat bij een samenscholing wordt gedacht aan een groepsgewijs bijeen zijn op een wijze, die een gerechtvaardigde vrees voor een min of meer ernstige verstoring van de openbare orde oproept. Daartoe dient, ingevolge de toelichting op genoemde APV, meer in het bijzonder te worden vastgesteld dat sprake was van mensen die een dreigende houding aannamen of kwade bedoelingen hadden. Dat de betrokken personen een dreigende houding aannamen is niet gebleken, van kwade bedoelingen echter wel. Daaromtrent overweegt het hof het volgende.

De verdachte en zijn mededaders hebben opgegeven dat zij zich van Breda naar Tilburg hebben begeven, enkel en alleen ten behoeve van het bezoeken van de wedstrijd tussen Jong Willem II en Jong NAC Breda. Het hof hecht aan deze bewering geen geloof, en wel om de volgende redenen.

Uit hetgeen het hof hierboven als feitelijke gang van zaken heeft vastgesteld, blijkt dat
een deel van de betrokkenen zich onderweg (kennelijk: willens en wetens) zo lang heeft opgehouden, dat zij het stadion onmogelijk nog voor het begin van de wedstrijd konden bereiken. Tevens leidt het hof daaruit af dat men het gezamenlijk oprukken naar Tilburg belangrijker vond dan het op tijd aldaar aankomen. Voor alle betrokkenen geldt dat zij Tilburg pas geruime tijd na aanvang van de wedstrijd bereikten. Vervolgens is geen enkele ernstig te nemen poging ondernomen om het stadion binnen te gaan; sommige betrokkenen verklaarden huiswaarts te hebben willen keren omdat vanuit het stadion het bericht zou zijn gekomen ‘dat de (toegangs)hekken waren gesloten’, zonder dat de juistheid van dit bericht werd geverifieerd; anderen verklaarden dit te hebben willen doen omdat werd bericht ‘dat men niet welkom was in het stadion’, en nog weer anderen verklaarden gewoon, zonder meer, mee terug te hebben willen gaan toen hun metgezellen zeiden huiswaarts te zullen keren. Het hof concludeert dat men het stadion helemaal niet in wilde. Het betrekt hierbij het gegeven, dat tenminste drie van de betrokkenen het stadion niet eens binnen mochten, omdat voor hen een stadionverbod gold, en dat de betrokkenen, in plaats van zich naar binnen te begeven, schijnbaar doelloos met hun colonne auto’s een rondje zijn gaan rijden. Dat dit geschiedde om een parkeerplaats te zoeken acht het hof – mede gelet op de wijze waarop dit gebeurde – onaannemelijk.
Verdachte en zijn mededaders hadden kennelijk een andere bedoeling. Dat dit een kwade bedoeling was leidt het hof af uit de wapens, welke door een niet onbelangrijk aantal van hen werden meegevoerd, zoals verzwaarde (vecht)handschoenen en ploertendoders. Dat deze uitsluitend bedoeld waren als bescherming tegen de kou (voorzover de handschoenen aangaat) acht het hof, mede gelet op het aantal meegevoerde handschoenen en de aard van de overige wapens, ongeloofwaardig. Wat men precies voor ogen had behoeft niet te worden vastgesteld, maar het ligt voor de hand om aan te nemen, zoals blijkens het dossier ook de politie op dat moment heeft gedaan, dat men een harde confrontatie zocht met supporters van de tegenpartij, Willem II.

Het hof acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte heeft deelgenomen aan een samenscholing van ongeveer 34 personen, die zich verdeeld over ongeveer acht personenauto’s over een aantal wegen in de omgeving van het voetbalstadion van Willem II binnen de gemeente Tilburg heeft bewogen, waarbij die personenauto’s meermalen tot stilstand zijn gebracht.

Naar het oordeel van het Hof is niet komen vast te staan dat alle personen, die deel uitmaakten van de in de tenlastelegging omschreven samenscholing, waren voorzien van wapens, dat zij allen hun auto’s hebben verlaten, zich (vervolgens) als groep (het Hof begrijpt: te voet) hebben verzameld en (vervolgens) in de richting van het voetbalstadion van Willem II zijn gelopen; in zoverre dient vrijspraak te volgen. Deze gedeeltelijke vrijspraak heeft verder geen invloed, omdat de hier bedoelde omstandigheden geheel ten overvloede ten laste waren gelegd en de verdediging niet op een verkeerd spoor blijken te hebben gebracht.
Verder heeft het hof onvoldoende aanknopingspunten gevonden om te kunnen vaststellen dat (enkel) door voornoemde samenscholing een dreigende situatie is ontstaan. Ook in zoverre dient vrijspraak te volgen.

Zie LJN: BU9215.