Moeder hoeft huurwoning niet te ontruimen vanwege overlast zoons

De volwassen zoons van een huurder veroorzaken veel overlast voor de buren: straatterreur, bedreiging, straatroof, mishandeling, belediging, inbraak, wederspannigheid, openlijke geweldpleging, rijden zonder rijbewijs, vandalisme en baldadigheid.

De verhuurder vordert dat de huurovereenkomst wordt ontbonden. Deze vordering wijst de rechter af:

5.2 Uit vaste rechtspraak volgt dat voor een geslaagd beroep op artikel 7:219 BW voor de ontbinding van de huurovereenkomst beslissend is of de huurder zich, in het licht van de gedragingen van derden, zelf niet als een goed huurder heeft gedragen. Bij de beantwoording van de vraag of hiervan sprake is, dient rekening te worden gehouden met alle omstandigheden van het geval, waaronder de vraag of er een voldoende verband bestaat tussen die gedragingen en het gebruik van het gehuurde. Daarvan is in elk geval sprake indien de huurder van (het voornemen tot) die gedragingen op de hoogte was, of daarmee ernstig rekening had te houden, maar heeft nagelaten de in verband daarmee redelijkerwijs van hem te verlangen maatregelen te treffen (HR 22 juni 2007, NJ 2008/352).

5.3 Op basis van de door [eiseres] overgelegde onweersproken gebleven producties staat naar het oordeel van de kantonrechter voldoende vast dat de twee zonen van [gedaagde], die samen met [gedaagde] in het gehuurde wonen, jarenlang veelvuldig betrokken zijn geweest bij een ernstige vorm van ‘straatoverlast en straatcriminaliteit’ in de buurt waarin het gehuurde is gelegen.

5.4 Uit de stukken blijkt dat [gedaagde] op 19 augustus 2009 door [eiseres] is gesommeerd om ervoor zorg te dragen dat aan het overlastveroorzakende gedrag van haar zonen, welk gedrag in de sommatie is omschreven als ‘zich met regelmaat schuldig maken strafbare feiten in de woonomgeving’, een einde komt. [eiseres] stelt echter onvoldoende concreet welke redelijkerwijs van [gedaagde] te verlangen en doeltreffend te achten maatregelen zij, [gedaagde], nagelaten heeft te treffen. Niet goed valt in te zien welke maatregelen een alleenstaande moeder jegens haar twee inmiddels meerderjarige zonen kan nemen die tot gevolg hebben dat zij ophouden zich op criminele wijze te gedragen. Dat het tijdig inroepen van hulp van deskundigen enig soelaas zou hebben geboden is volstrekt onzeker en niet aannemelijk gemaakt. Bovendien is er een te ver verwijderd verband tussen enerzijds de criminele gedragingen van de zonen van [gedaagde] en het gebruik van het gehuurde. De overlast vindt immers niet plaats in of vanuit het gehuurde en zelfs niet in de onmiddellijke nabijheid van het gehuurde. Het enige -maar onvoldoende geachte- verband met het gebruik van het gehuurde is dat de plegers van de strafbare feiten in het gehuurde hun onderdak hebben. Kortom, in het licht van de gedragingen van haar zonen kan in dit geval niet gezegd worden dat [gedaagde] zich niet als goed huurder heeft gedragen. Van een tekortkoming aan de zijde van [gedaagde] die de ontbinding van de huurovereenkomst met haar gevolgen kan rechtvaardigen is dan ook niet gebleken. Daarom wordt de vordering van [eiseres] als ongegrond afgewezen.

Het vereiste causale verband tussen overlast en woning is dus niet voldoende aanwezig. Vergelijk met deze zaak.

Zie LJN: BV2185.