Een nieuwe wet tegen overlast

Ernstig asociaal gedrag, langdurige pesterijen, bedreiging. Als een overlastgever in een koopwoning woont kon de burgemeester tot voor kort maar weinig doen om dit te beëindigen. Maar daar komt vanaf volgende week verandering in, dankzij een nieuwe wet waar professor Michel Vols een belangrijke bijdrage aan heeft geleverd.

De rust in zijn fraaie kamer in de voormalige patriciërswoning waar Vols’ waarin de faculteit huist – marmeren vloer, laag plafond met steunbalken, imposante wandvullende houten kast – doet in niets denken aan zijn onderwerp van onderzoek: overlast door huiseigenaren. Het enige geluid dat hier doordringt is het pleidooi dat een student oefent en zijn weg vindt door een open raam van een collegezaal aan de overzijde van het binnenplaatsje waar Vols op uit kijkt. Vols stond met zijn onderzoek en proefschrift uit 2013 aan de wieg van een nieuwe wet, die burgemeesters de kans geeft eerder op te treden tegen huiseigenaren die overlast veroorzaken. Een mooi succes voor deze jonge, bevlogen hoogleraar.

Breed gedragen

‘Tot nog toe kon de overheid bij overlast door huiseigenaren alleen maar bemiddelen en veel praten, óf iemand het huis uit zetten. Maar dat is een heel zwaar middel dat je niet snel toepast. Je wilt graag op een andere manier kunnen optreden en de boel eerder kunnen aanpakken,’ vertelt Vols. ‘Uit mijn promotieonderzoek is gebleken dat dat in andere landen goed werkt. In mijn proefschrift heb ik daarom destijds een pleidooi gehouden voor een nieuw middel: de gedragsaanwijzing, een maatregel die de burgemeester oplegt en waar de overlastgever zich aan moet houden. Voorbeelden zijn een verbod op het ontvangen van overlastgevende bezoekers, of een gebod om samen met een hulpverlener een behandelplan op te stellen om een vervuilde woning op te ruimen.’ Het idee is door staatssecretaris Klaas Dijkhoff – toen nog Tweede Kamerlid – opgepikt en inmiddels is het zover: per 1 juli wordt de Wet aanpak woonoverlast van kracht die hierin voorziet. Vols is gepast trots, vooral op de brede steun die de wet heeft gekregen. ‘Het mooie is: links en rechts in de politiek, burgemeesters, gemeenten, woningbouwcorporaties: iedereen heeft zich achter dit plan geschaard,’ vertelt Vols enthousiast. ‘Het is een mooie middenweg.’

Flutincidenten

Wordt hiermee niet een hele bureaucratie opgetuigd van meldingen, maatregelen, controle, handhaving? ‘Ja, er wordt een circus opgetuigd,’ beaamt Vols. ‘Maar dat is er nu eigenlijk ook al. Alleen nu gebeurt er uiteindelijk niets.’ Er liggen wel een aantal andere gevaren op de loer, legt Vols uit. ‘Je loopt het risico dat de burgemeester zich met flutincidenten gaat bemoeien, en dat de overheid steeds meer achter de voordeur kijkt. Ten tweede wordt het beroep op de overheid groter en gaan mensen meer verwachten. Met het gevaar dat de teleurstelling in de overheid toeneemt als de burgemeester niet doet wat mensen graag willen. En ten derde, gemeenten gaan verschillend beleid voeren. Dus de aanpak van jouw situatie wordt afhankelijk van waar je woont. Dat kan leiden tot een postcodeloterij, ogenschijnlijke willekeur. Gelukkig zijn tegen al deze drie gevaren ook wel weer controlemechanismen in te bouwen.’

Spanning tussen grondrechten

Wie profiteert hier nu het meest van? Dader, slachtoffer, overheid? Vols veert op. ‘Goeie vraag, en die raakt aan mijn positie als wetenschapper. Slachtoffers hebben hier zeker baat bij. Maar daders ook, want zij hoeven bijvoorbeeld niet hun huis uit als de situatie zou escaleren. Maar ik wil niet partij trekken, ik streef naar balans. Dit is geen law and order wet, maar ook niet soft. Daarom heeft de wet politiek ook zo veel steun, van VVD tot SP. Evenwicht, daar gaat het om in ons vak. Dat is wat juristen vaak zoeken.’
‘Wat mij interesseert is hoe we als maatschappij omgaan met mensen die afwijken,’ vervolgt Vols. Overlastgevers, motorbendes, prostituees. Je hebt er soms last van, maar het zijn mensen, met dezelfde rechten als jij en ik. Die spanning tussen grondrechten van verschillende partijen en hoe de overheid daarmee om gaat, dat is fascinerend. Tolerant zijn voor de niet-toleranten. Als je dat principe weet vorm te geven werk je aan een sociaal duurzame, inclusieve samenleving, met een plek voor iedereen, ook voor mensen die afwijken van de norm. Als wetenschapper kies ik daarin geen partij. Je kunt niet met een gekleurde bril werken, bijvoorbeeld anti-overheid of anti-dader. En zo zwart-wit is het in de praktijk vaak ook niet. Ik wil alle belangen wegen. Daarom zou ik ook nooit advocaat willen worden.’

Kritisch blijven

Met deze wet heeft Vols zijn doel bereikt zou je zeggen. Wat nu? Is er voor Vols nog leven na deze wet? ‘Het is heel mooi om te zien hoe je werk tot wet wordt. Maar eigenlijk begint het nu pas. Heel veel gemeenten vragen: wat moeten we nu concreet doen? Ik ben dus druk bezig met een website, ik heb een animatievideo gemaakt, er komen bijeenkomsten om bestuurders voor te lichten. Dat vind ik ook een heel mooi aspect van mijn werk: laten zien dat het na zo’n wet verder gaat en mensen helpen bij wat ze kunnen doen. Ik ben ook heel benieuwd hoe de wet uitpakt, of hij bijvoorbeeld moet worden bijgesteld. Hoe werk je het uit, wat zijn de gevolgen, kan het nog beter? Je moet ook kritisch blijven. Als wetenschapper zit ik op het puntje van mijn stoel om te kijken of dit werkt. En mijn team doet onderzoek naar veel meer. Openbare-orde-kwesties zijn er in vele soorten en er is veel aandacht voor. Via mijn website en een blog kom ik met heel veel mensen in contact die me vragen stellen, voorbeelden van overlast opsturen. Het zijn mijn voelhorens in de maatschappij. Zoiets vind ik belangrijk, je moet weten wat er speelt!

Deze tekst verscheen op 28 juni op de website van de Rijksuniversiteit Groningen.