Overlastveroorzaker pest buurman weg, maar hoeft geen schadevergoeding voor verhuizing te betalen

Een overlastveroorzaker pest een buurman weg uit de buurt. Hij beledigt de buurman voortdurend. De buurman stapt naar de rechter en vordert tevergeefs schadevergoeding op basis van art. 6:162 BW. Er bestaat geen direct causaal verband tussen beledigingen en verhuizing volgens de rechtbank:

4.8.  De rechtbank merkt de door [eiser] gestelde beledigingen en pesterijen van [gedaagde] aan als onderbouwing van de door [eiser] gestelde onrechtmatige daad. Uit de aangifte van [eiser] van 12 mei 2008 (productie 7 bij de dagvaarding) en het begeleidend schrijven van het Anti Discriminatiebureau Zeeland van 12 juni 2009 (productie 8 bij de dagvaarding) blijkt dat [eiser] aangifte en meldingen heeft gedaan van een bedreiging, een belediging en pesterijen van [gedaagde]. Hoewel [gedaagde] betwist dat hij [eiser] zou hebben beledigd, bedreigd en gepest, staat in alinea 10. van de conclusie van antwoord dat [gedaagde] erkent wel eens dingen gezegd te hebben waar hij later spijt van had. De rechtbank acht het gelet daarop aannemelijk dat [gedaagde] zich jegens [eiser] beledigend dan wel bedreigend heeft uitgelaten. Deze uitlatingen zijn aan te merken als een onrechtmatige daad, nu zij inbreuk maken op het recht op een goede naam en tevens in strijd zijn met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. De uitlatingen zijn toerekenbaar aan [gedaagde].

4.9.  Vervolgens komt aan de orde of de beledigingen op stelselmatige basis gedurende de door [eiser] gestelde periode hebben plaatsgevonden, te weten gedurende een periode langer dan anderhalf jaar aansluitend op de mishandeling van 14 augustus 2007, en voorts of er een causaal verband bestaat tussen deze volgens [eiser] aanhoudende beledigingen en de verhuizing van [eiser].
De rechtbank is gezien de betwisting van [gedaagde] van oordeel dat [eiser] onvoldoende heeft onderbouwd dat hij gedurende anderhalf jaar op stelselmatige basis door [gedaagde] is beledigd dan wel bedreigd. Uit de aangifte van [eiser] en de meldingen bij het Anti Discriminatiebureau Zeeland wordt slechts duidelijk dat het om incidenten gaat en niet dat er gedurende een periode langer dan anderhalf jaar vanaf 14 augustus 2007 op stelselmatige basis sprake is geweest van beledigingen. Daarnaast overweegt de rechtbank dat gezien de betwisting door [gedaagde] tevens het causale verband tussen de verhuizing en de beledigingen onvoldoende door [eiser] is onderbouwd. De mate waarin de beledigingen hebben plaatsgevonden speelt hierbij onder andere een rol. De rechtbank is van oordeel dat het aannemelijk is dat beledigingen door een buurman niet bijdragen aan het woongenot, echter, enkele beledigingen hoeven nog geen verhuizing tot gevolg te hebben. Het had op de weg van [eiser] gelegen bij de conclusie van repliek dit standpunt nader te onderbouwen. Nu [eiser] dit niet heeft gedaan en zodoende omtrent het causale verband onvoldoende heeft gesteld, wordt aan het bewijsaanbod van [eiser] niet toegekomen.

4.10.  De slotsom is dan ook dat niet is komen vast te staan dat er een causaal verband bestaat tussen de door [gedaagde] gepleegde onrechtmatige daad en de verhuizing van [eiser]. De door [eiser] gevorderde € 500,– aan herinrichtingskosten ten gevolge van de verhuizing zijn daarom niet toewijsbaar. De vordering van [eiser] zal op dit punt worden afgewezen.

Zie LJN: BV0367.