Rechter legt Monster van Leersum dwangsom van 300.000 Euro op

Een man, zich het Monster van Leersum noemende, terroriseert zijn buren. Zij starten (wederom, zie ook LJN: BJ6044) een burenrechtelijke procedure:

“[eisers] c.s. vorderen samengevat – [gedaagde] te verbieden om zich gedurende twee jaar te bevinden in het gebied dat ongeveer wordt omsloten door de [nummer 1], de [nummer 2] en de [adres Y], respectievelijk de [adres X] te [woonplaats], behoudens vooraf verleende toestemming door [eisers] c.s. voor het noodzakelijke bezoek van [gedaagde] aan diens -in dat gebied gelegen- woning van maximaal 60 minuten en met een maximum van één bezoek per maand. Een en ander op straffe van een dwangsom van EUR 100.000,– per overtreding.”

De voorzieningenrechter overweegt:

“De voorzieningenrechter stelt voorop dat de gevorderde maatregel, die er feitelijk op neer komt dat [gedaagde] voor langere tijd geen, dan wel een uiterst beperkte, toegang heeft tot zijn eigen woning, niet alleen een vergaande inbreuk op de grondrechten en bewegingsvrijheid van [gedaagde] maakt maar ook op diens eigendomsrechten. Voor het toewijzen van dergelijke ingrijpende maatregelen moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden waaruit de noodzaak van de op te leggen maatregel volgt.  Bij de beoordeling of een dergelijke noodzaak aanwezig is, is onder meer van belang:

– de aard en ernst van het verwachte onrechtmatig handelen bij het ontbreken van de maatregel,

– de vraag of de maatregel noodzakelijk is voor het beperken van de schadelijke gevolgen van de gepleegde inbreuk,

– de effectiviteit van die maatregel en de vraag of andere, minder verstrekkende, beschermende maatregelen beschikbaar zijn.”

De voorzieningenrechter wijst op het feit dat de gevraagde voorziening in zijn verstrekkende vorm in dit geval niet is geïndiceerd:

“Een maatregel als door [eisers] c.s. gevorderd kan desalniettemin geïndiceerd zijn, indien er een absolute noodzaak is om [gedaagde] enige tijd uit de omgeving te verwijderen. In de rechtspraak is aangenomen dat daarvan bijvoorbeeld sprake kan zijn ingeval van onrechtmatig handelen van de betrokkene dat heeft geleid tot zodanig ernstig psychisch letsel bij de benadeelde dat het herstel daarvan slechts mogelijk is indien gedurende enige tijd ieder contact met de dader wordt vermeden. Dat die situatie zich in deze voordoet is evenwel niet gesteld en dit is evenmin gebleken.”

Bovendien merkt de voorzieningenrechter rop dat het opleggen van de gevorderde maatregel naar verwachting het burenconflict niet oplost. De voorzieningenrechter acht een passende sanctie op overtreding van een verbod uit een eerder vonnis beter op zijn plaats:

“Dit vraagt om een passende sanctie op de overtreding ervan, waarvan mag worden aangenomen dat dit wel voldoende afschrikkende werking heeft. Het vervangen van het verbod om op het terrein van [eisers] c.s. te komen door een ruimer verbod om op dat terrein en de omgeving ervan te komen, verandert in wezen niets.”

De rechter verbindt aan dit verbod een eenmalige dwangsom van 300.000 euro.

Zie LJN: BM2510.