Rechter staat sluiting van hennepkwekerij op grond van 13b Opiumwet toe

De burgemeester van Venlo sluit op grond van art. 13b Opiumwet (de wet Damocles) een woning waarin een hennepkwekerij is aangetroffen. De bewoner van de woning verzoekt om een voorlopige voorziening. Volgens hem is de burgemeester volgens recente rechtspraak niet bevoegd om de woning te sluiten op grond van art. 13b Opiumwet.

De voorzieningenrechter acht de burgemeester wel bevoegd:

5.3.  Anders dan de voorzieningenrechter van deze rechtbank in de hiervoor genoemde uitspraak van 3 maart 2011, is de rechter thans (voorlopig) van oordeel dat de enkele aanwezigheid van een handelshoeveelheid hennep(planten) voldoende basis vormt voor toepassing van artikel 13b van de Opiumwet nu het aantreffen van een handelshoeveelheid hennepplanten erop duidt dat deze aanwezig was om te worden verkocht, afgeleverd of verstrekt in de zin van dat artikel. De mogelijke twijfel, die de kamerstukken kunnen oproepen ten aanzien van de reikwijdte van artikel 13b geeft de rechter geen aanleiding voor een beperktere uitleg dan uit de tekst van dat artikel voortvloeit. Daarbij is in aanmerking genomen dat het verworpen amendement “Teeven” (Tweede Kamer 2006-2007, 30 515, nr. 14) erop zag om de reikwijdte van artikel 13b van de Opiumwet uit te breiden tot teelt als zodanig, waaronder teelt voor eigen gebruik, en tot voorbereidingshandelingen voor hennepteelt. Aan de verwerping van dat amendement dient niet de gevolgtrekking te worden verbonden dat niet met bestuursdwang kan worden opgetreden tegen de aanwezigheid van een handelshoeveelheid hennepplanten in woningen en lokalen dan wel in of op bij woningen en lokalen behorende erven.

5.4.  Uit het voorgaande volgt naar het voorlopig oordeel van de rechter dat verweerder in het onderhavige geval bevoegd was om met toepassing van artikel 13b van de Opiumwet tot sluiting van verzoekers woning over te gaan.

Toch treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening:

6.4.  Voorlopig oordelend komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat onverkorte toepassing van de beleidsregels in een geval als het onderhavige geen recht doet aan het reparatoire karakter van artikel 13b van de Opiumwet of in ieder geval dat dit onvoldoende is onderbouwd. Gelet op de ingrijpende gevolgen voor de situatie van verzoekers en hun kinderen, volstaat een verwijzing naar het beleid en de daarbij gemaakte algemene belangenafweging niet. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd dat en waarom de weging van het algemeen maatschappelijk belang om drugsoverlast en –handel terug te dringen enerzijds tegenover de persoonlijke gevolgen voor verzoekers en hun kinderen en de schending van artikel 8 van het EVRM anderzijds sluiting van de woning voor de duur van een jaar zonder voorafgaande waarschuwing rechtvaardigt. Verweerder heeft in zoverre in strijd met zijn eigen beleidsuitgangspunt dat bij sluiting van woningen een verzwaarde motiveringseis geldt, de maatregel niet voldoende gemotiveerd voor het concrete geval. Ook heeft verweerder in het geheel geen aandacht besteed aan het feit dat de hiervoor weergegeven argumenten voor de toepassing van het “one strike you are out” principe voor de sluiting van woningen voor het onderhavige geval niet opgaan. De woning van verzoekers wordt namelijk uitdrukkelijk wel in overeenstemming met haar maatschappelijke functie gebruikt. Verder is van belang dat het in het onderhavige geval op geen enkele wijze gebleken is dat de woning bekend staat als drugsadres van waaruit individuele handel plaats vond dan wel dat onrust in de directe omgeving tegengegaan diende te worden.

Zie LJN: BQ3814.

Zie ook LJN: BQ3816 waarin geen voorlopige voorziening wordt getroffen.

Het is afwachten of de rechtbank in de beroepsprocedure dezelfde lijn als de voorzieningenrechter zal volgen. Door de onenigheid tussen de voorzieningenrechters blijft het nog onduidelijk of art. 13b Opiumwet te gebruiken is binnen de aanpak van hennepkwekerijen. Uiteindelijk zal de Afdeling uit moeten maken of 13b Opiumwet in te zetten is.