Tennisbaan veroorzaakt geen onrechtmatige hinder (5:37 BW)

Buren van een tennisbaan klagen over overlast als gevolg van de verlichting van de tennisbaan. De voorzieningenrechter gaat een kijkje nemen en besluit het volgende:

2.5.  De voorzieningenrechter kan zich wel voorstellen dat [eisers] het licht van het complex weinig fraai vinden, en het daarom ook ervaren als enigszins hinderlijk. Maar omdat de intensiteit van het licht van het complex, voor zover dat in en om de woningen van [eisers] zichtbaar is – en bovendien in verhouding tot de lichtinstraling van de ter plaatse aanwezige openbare straatverlichting -, tamelijk beperkt is, acht de voorzieningenrechter de mate van de daarvan door [eisers] van dag tot dag redelijkerwijs te ondervinden hinder niet erg groot. Het licht lijkt ook niet zo sterk dat het niet adequaat kan worden tegengehouden door normale gordijnen, en ook in de tuin komt zo weinig licht van het tenniscomplex terecht dat, als [eisers] dat licht toch onacceptabel vinden, dit naar verwachting met enkele niet al te ingrijpende maatregelen (zoals het planten van rijen coniferen of andere beplanting en/of het plaatsen van schermen) behoorlijk valt af te schermen.

2.6.  Er is dus geen sprake van zo ernstige hinder of overlast als gevolg van de gestelde lichtinstraling, dat Quick c.s. en de gemeente onrechtmatig jegens [eisers] handelen door deze te laten voortduren en daaraan geen einde te (laten) maken. Daaruit volgt dat de vordering niet kan worden toegewezen. Volledigheidshalve en voor alle duidelijkheid overweegt de voorzieningenrechter nog dat dit vonnis niets afdoet aan de verplichting van Quick c.s. om zich op grond van de A.P.V stipt te houden aan de tijden, gedurende welke het licht aan mag staan, en dat dit vonnis op geen enkele wijze de bevoegdheid van de gemeente beperkt om in te grijpen, wanneer Quick c.s. zich niet aan die tijden houden. Van de gemeente zou nog kunnen worden gevraagd om ervoor te zorgen dat de groenstrook met bomen tussen het tenniscomplex en de straat aan de zijde van de woningen van [eisers] dicht met bomen beplant blijft.

De tennisbaan is dus wel hinderlijk, maar veroorzaakt geen onrechtmatige hinder als bedoeld in art. 5:37 BW.

Zie LJN: BU5729.