Utrecht gaat experimenteren met contracten met asocialen

Het college van B&W stuurde op 26 januari 2010 een brief naar de gemeenteraad van Utrecht. Daarin wordt aangekondigd om te gaan werken met gedragscontracten. Deze contracten worden afgesloten tussen burgemeester en overlastgevende jongeren. Eerder werd daarmee geëxperimenteerd in Rotterdam (het FF-kappeproject).

In Engeland bestaan dit soort contracten al langer: het Acceptable Behaviour Contract (ABC). Wanneer iemand het ABC wordt daar normaal gesproken een ASBO (anti-social behaviour order) opgelegd. De mogelijkheden van op te leggen verboden in ASBO’s zijn heel erg ruim. Zie bijvoorbeeld hier en hier.

De mogelijkheden in Nederland zijn een stuk beperkter. De Utrechts variant wordt in de brief als volgt omschreven:

‘Met deze Rotterdamse ervaring in het achterhoofd heeft Utrecht gezocht naar een alternatief waarbij het idee van een gedragscontract centraal blijft staan. Tegelijk is gezocht naar een effectieve en juridische juiste manier om het niet-naleven/niet-accepteren van een gedragscontract te kunnen bestraffen. Zonder vorm van dreiging van straf zal een dergelijk gedragscontract niet snel worden geaccepteerd laat staan nageleefd.
In overleg met het Openbaar Ministerie (Parket-Generaal, parket Rotterdam en parket Utrecht ) en de ministeries van Binnenlandse Zaken en Justitie is geconcludeerd dat de beste manier om het accepteren en naleven van een gedragscontract te garanderen gezocht moet worden in (dreiging met) sancties/bestuurlijke interventies waarover de burgemeester (en zijn partners in de veiligheidsketen) al beschikt of gaat beschikken. Met name het eerdergenoemde wetsvoorstel Ernstige overlast en Voetbalvandalisme biedt goede kansen voor het gedragscontract, omdat deze wet de burgemeester de bevoegdheid gaat geven om aan individuele jongeren een gebiedsverbod (al dan niet met meldplicht) of een groepsverbod op te leggen. Invoering van het Utrechtse gedragscontract wordt dan ook gekoppeld aan de invoering van deze nieuwe wet die nu nog bij de Eerste Kamer ligt. Ook kan gedacht worden aan minder directe bestuurlijke interventies als het initiëren van overleg met woningcorporaties, de IB Groep en afdeling Sociale Zaken van de gemeente.
In het gedragscontract krijgt de jongere niet alleen verplichtingen opgelegd maar wordt hem ook iets aangeboden, juist ook om hem te stimuleren zijn gedrag aan te passen. Daarom krijgt de jongere ook een aanbod van de gemeente om gebruik te maken van het bestaande zorgaanbod, zich concreet vertalend in bijvoorbeeld deelname aan huiswerkbegeleiding, sportactiviteiten, etc. Anders dan in Rotterdam en Groot-Brittannië krijgen behalve de overlastgevende jongere zelf ook de ouders een contract aangeboden.’
Stapsgewijs ziet de aanpak er als volgt uit:
‘1.waarschuwingsbrief, uitgereikt in persoonlijk gesprek met jongere en zijn ouders, door vertegenwoordigers burgemeester en politie. In deze fase wordt de jongere gewaarschuwd dat hij tot de doelgroep van het gedragscontract behoort en dat hij en zijn ouders een contract kunnen verwachten als hij zijn gedrag niet aanpast;
2. Verandert het gedrag niet dan volgt het aanbieden van een gedragscontract aan de jongere en ouders, weer in een persoonlijk gesprek. Het contract loopt voor een bepaalde tijd. In het contract wordt afgesproken dat de jongere zich onthoudt van overlastgevend gedrag in het algemeen maar ook worden er bijzondere afspraken gemaakt, bijvoorbeeld dat de jongere gedurende een bepaalde tijd niet op een bepaalde plek komt.
3. Verandert het gedrag nog niet, dan zegt de burgemeester het contract op en wordt – indien mogelijk – een passende sanctie op de jongere en/of zijn ouders toegepast.’
Zie hier voor de hele brief. Zie hier voor een brief van de Minister van Binnenlandse Zaken van 21 januari 2010.