Artikel 174a Gemeentewet sluiting woning wegens geluidsoverlast onrechtmatig

De burgemeester van Purmerend sluit een woning vanwege geluidsoverlast. De grondslag van de sluiting is art. 174a Gemeentewet. De bewoner van de woning maakt zich schuldig aan geluidsoverlast en intimiderend gedrag. Hij stapt met succes naar de rechter. De rechter acht de sluiting op grond van art. 174a Gemeentewet onrechtmatig.

De rechter overweegt:

2.8  Op grond van de gedingstukken en door de buren van verzoekers ter zitting afgelegde verklaringen is de voorzieningenrechter ervan overtuigd dat verzoekers zodanige geluidsoverlast veroorzaken dat het woongenot van hun buren ernstig wordt aangetast. Met hun stelling dat de huizen gehorig zijn en dat ook verzoekers geluidsoverlast ervaren, miskennen verzoekers hun eigen verantwoordelijkheid voor de verstoorde verhouding met hun buren. Dat verweerder zich zorgen maakt over deze verstoorde verhoudingen en bevreesd is dat de burenruzie uit de hand loopt, is begrijpelijk. De vraag is echter of in dit stadium voldoende grondslag bestaat om de ingrijpende bevoegdheid tot sluiting van de woning in te zetten.

2.9  De voorzieningenrechter is van oordeel dat de door verweerder in het bestreden besluit omschreven geluidsoverlast op zichzelf niet voldoende is om tot sluiting van de woning over te gaan. De door omwonenden ervaren en gemelde (geluids)overlast is weliswaar ernstig maar niet ernstig genoeg om verweerder de bevoegdheid te geven tot sluiting van de woning over te gaan. De door verweerder in het bestreden besluit aangeduide overlast betreft namelijk geen gedragingen waardoor de veiligheid en gezondheid van mensen in de omgeving van de woning in ernstige mate wordt bedreigd. Voor zover verweerder ook laster, bedreigingen en pesterijen aan het besluit ten grondslag heeft willen leggen, overweegt de voorzieningenrechter dat verweerder dergelijke gedragingen niet aan de hand van concrete, objectieve en verifieerbare gegevens aannemelijk heeft gemaakt. Uit de overzichtsrapportage van de ontvangen meldingen bij de politie blijkt dat door ter plaatse gekomen opsporingsambtenaren zelf in de regel geen geluidsoverlast of andere incidenten zijn waargenomen. Anderzijds bevatten de logboeken, het verslag en de aangiften enkel de verklaringen van de naaste buren. Er staat tegenover dat ook verzoekers bij de politie meldingen van (geluids)overlast over hun buren hebben gedaan. Uit de logboeken blijkt verder niet van gedragingen van verzoekers die het veroorzaken van geluidsoverlast te boven gaan. De voorzieningenrechter komt tot het oordeel dat verweerder thans niet beschikt over voldoende concrete en verifieerbare gegevens die aannemelijk maken dat sprake is van zodanig ernstige overlast dat de openbare orde wordt verstoord. De voorzieningenrechter gaat er dan ook vanuit dat verweerder bij de huidige stand van zaken het bestreden besluit in bezwaar zal herroepen.

2.10  Het belang van verzoekers hun woning te mogen blijven gebruiken is evident. Uit het voorgaande volgt dat, gelet op de betrokken belangen, onverwijlde spoed het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Verzoekers dienen in de gelegenheid te worden gesteld om de uitkomst van de bezwaarschriftprocedure af te wachten. Het besluit tot sluiting van de woning zal worden geschorst tot zes weken na de beslissing op het bezwaar.

Zie LJN: BY0193.