Gerechtshof: lawaai huurder leidt tot verlies van huurwoning

Een huurder veroorzaakt veel overlast:

Uit de, inhoudelijk niet weersproken, getuigenverklaringen en schriftelijke stukken komt naar voren dat [appellante] veelvuldig, vaak op ongebruikelijke (veelal vroege) tijdstippen lawaai maakt in en buiten haar huis door potten en pannen te verplaatsen, bonken, stommelen, schuiven van meubels, stofzuigen, stoten, zingen, schreeuwen, muziek, luidruchtig lopen, kattenbakken schoonspuiten, sneeuwruimen en de vuilcontainer dichtslaan.
Dit sluit aan bij de verklaring van [appellante] ter comparitie in eerste aanleg dat zij om 5.30 uur wakker is en om 7.00 uur aan het werk gaat; zij stofzuigt dan haar huis, zet de vuilnisbak buiten, doet ochtendgymnastiek in de tuin en spuit dingen schoon.
Daarnaast komen uit voornoemde verklaringen en stukken bepaalde reacties van [appellante] naar voren, die door de omwonenden worden ervaren als pesterijen en storend gedrag (spioneren, onheuse opmerkingen maken, boos reageren op sneeuwballen gooiende kinderen en hen achterna zitten, “rot op” zeggen tegen kinderen (van 5 en 7 jaar) wanneer ze buiten spelen, ’s winters water over de stoep gooien zodat deze een glijbaan wordt). [appellante] heeft dit alles niet concreet, inhoudelijk, weersproken, terwijl ze noch in eerste aanleg noch in hoger beroep (tegen)bewijs heeft aangeboden (door middel van getuigen).

De kantonrechter ontbindt de huurovereenkomst wegens de geluidsoverlast. De overlastveroorzaker stapt naar het gerechtshof. Het hof stelt in het algemeen over overlast:

5.  Het hof stelt voorop dat in een dichtbevolkt land als Nederland dicht naast elkaar wonende buren, zoals in dit geval, vrijwel altijd enige geluiden van elkaar zullen horen. Wanneer dit binnen zekere grenzen blijft, hoort dit erbij, met dien verstande dat over en weer van buren verwacht mag worden dat zij op dit punt zoveel mogelijk rekening met elkaar zullen houden. Daarnaast is een incidentele afwijking van het lawaaipatroon in de regel niet onaanvaardbaar. Precieze normen hiervoor zijn er niet. Dit is afhankelijk van de concrete situatie.
Wél kan globaal worden gezegd dat de avond-, nacht- en ochtendrust zoveel mogelijk moeten worden gerespecteerd en dat dus in ieder geval de geluidsoverlast tussen 22.00 uur ’s avonds (in een buurt met jonge kinderen wellicht 20.00 uur) en 9.00 uur ’s ochtends (in een buurt met jonge kinderen door de week wellicht 8.00 uur) tot een minimum beperkt moet worden.
Voorts kan gezegd worden dat alles waar een “knop” aanzit of alles dat voor directe menselijke beheersing vatbaar is, zoals elektrische (ook tuin- en muziek) apparaten en een bepaald lawaaiveroorzakend looppatroon, met die “knop” en met zelfbeheersing in de hand gehouden kunnen worden. Anders gezegd: met die knop kan het apparaat ook worden afgezet en met zelfbeheersing kan eigen gedrag worden beïnvloed. Juist bij dit soort zaken kan gevergd worden dat men rekening met elkaar houdt.
Dit ligt enigszins anders bij kleine kinderen, omdat door kleine kinderen veroorzaakt lawaai (huilen/spelen) niet altijd voorkomen kan en hoeft te worden. Een dergelijk lawaai wordt dan ook in beginsel geaccepteerd en wordt aanzienlijk minder snel als overlastgevend ervaren. Ook dit is een, weliswaar subjectief maar reëel, aspect bij de problematiek van geluidsoverlast. Onnodig lawaai vormt eerder overlast dan niet/ nauwelijks te voorkomen lawaai.

Het hof bekijkt vervolgens deze zaak en komt tot de conclusie dat de huurovereenkomst terecht is ontbonden:

Hiervan uitgaande en lettend op het voorgaande, acht het hof niet alleen voormeld pestend/storend gedrag van [appellante] genoegzaam komen vast te staan, maar is het hof tevens van oordeel dat het eveneens vaststaande lawaaipatroon van [appellante] als lawaaioverlast moet worden aangemerkt. Dit wordt niet anders door de omstandigheid dat een deel van het lawaai verband houdt met schoonmaakwerkzaamheden/huiselijke en tuingeluiden, met name niet nu [appellante] haar lawaai veroorzakende (schoonmaak- en tuin-) activiteiten vaak verricht op een tijdstip vroeg in de morgen (veelal vóór 8.00 uur).
Gesteld noch gebleken is dat er voor [appellante] een noodzaak is om bij herhaling, op een dusdanig vroeg tijdstip, deze lawaaierige activiteiten te verrichten. Ditzelfde geldt ook voor klachten van geluiden op avondlijke en nachtelijke tijdstippen.
Nu voorts vast staat dat [appellante], ondanks brieven, gesprekken en mediation van de zijde van de Woningstichting en meldingen bij de politie niet in haar gedrag te corrigeren is gebleken en de klachten reeds jaren bestaan, moet haar overlastgevend gedrag als structureel worden aangemerkt. Dit betekent dat de klacht faalt.

Zie LJN: BR6430.