Psychisch gestoorde moet uit ‘begeleid wonen”-woning vanwege overlast

Een man woont in een ‘zelfstandig wonen’-huurwoning.  Hij krijgt dus naast de huurwoning ook zorg en dienstverlening van de zorgverlener. Deze zorgverlener huurt de woning van een verhuurder. De man veroorzaakt geluidsoverlast en wordt daarom meerdere keren gewaarschuwd. De overlast gaat door. De zorgverlener zegt de huur bij de verhuurder daarom op. De verhuurder vordert vervolgens bij de rechter dat de woning ontruimd moet worden. De rechtbank wijst deze vordering af.

De overlast blijft vervolgens voortduren. Andere bewoners hebben daarom last van ernstige psychische klachten, stoppen met hun studie of zijn bang vanwege bedreigingen van de man. De verhuurder (Reigersdaal) stapt nogmaals naar de rechter en vordert ontruiming van de huurwoning. Dit maal met succes:

Uit hetgeen door Reigersdaal is aangevoerd blijkt dat zij zich (sinds het vonnis) voldoende heeft ingespannen om [gedaagde] te begeleiden in zijn woonsituatie en bij het verbeteren van de situatie met de buren. Door Reigersdaal en de Woningbouwvereniging is daarbij aangegeven dat veel bewoners hun klachten niet meer bij de politie willen melden, omdat zij niet meer het vertrouwen hebben dat dit helpt. Door [gedaagde] is weliswaar aangevoerd dat hij zich ook voldoende heeft ingespannen om te werken aan oplossingen, bijvoorbeeld door zelf het gesprek aan te gaan over rommel op de parkeerplaats grenzend aan zijn tuin en die niet van hem was, maar uit de overgelegde stukken blijkt dat dit ‘gesprek’ juist weer heeft geleid tot een melding bij de politie van overlast. Ook overigens komt de verklaring van [gedaagde] niet overeen met de klachten zoals daarvan blijkt uit de overgelegde stukken en die ook zien op de periode na de vorige zitting. Bovendien staat vast dat [gedaagde] niet is verschenen op de bewonersavond, die juist was georganiseerd om de lucht tussen [gedaagde] en de bewoners te klaren. Weliswaar heeft [gedaagde] betwist dat hij van de datum en het tijdstip van die bijeenkomst op de hoogte was, maar dit is ter zitting voldoende gemotiveerd weersproken, zodat aan die betwisting van [gedaagde] voorbij gegaan zal worden. Om die reden moet worden geoordeeld dat [gedaagde] de allerlaatste kans die hem door het vonnis van 10 maart 2011 was geboden onvoldoende heeft benut. Opvallend daarbij is dat [gedaagde] de verantwoording voor de niet afnemende overlast legt bij de Woningbouwvereniging die niet op zijn verzoek een onderzoek heeft laten verrichten naar de gehorigheid van de woningen, terwijl hij daarbij geheel voorbij lijkt te gaan aan zijn eigen aandeel in de door de buren ondervonden geluidoverlast. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat de vordering van de Woningbouwvereniging en Reigersdaal niet prematuur is ingesteld, omdat niet aannemelijk is geworden dat van het gunnen van een langere periode voor het verbeteren van de situatie een beter resultaat te verwachten valt.

4.4 Op grond van de inhoud van de in deze procedure overgelegde e-mail van 17 december 2010 van het Zorgkantoor en de brief van de Inspectie voor de gezondheidszorg van 10 maart 2011, is in ieder geval voldoende aannemelijk geworden dat Reigersdaal aan de voorwaarden heeft voldaan, die maken dat zij voldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij de opzegging van de dienstverleningsovereenkomst en dat de opzegging rechtsgeldig is geweest. Door Reigersdaal is ter zitting nog benadrukt dat uitsluitend de dienstverleningsovereenkomst is opgezegd voorzover die ziet op het zelfstandig wonen van [gedaagde] in de woning, maar dat de zorgrelatie nog onverkort van kracht is. Door [gedaagde] is ook niet betwist dat er in ieder geval vanaf 21 maart 2011 voldoende contactmomenten zijn geweest. Ook heeft Reigersdaal benadrukt dat de zorg voor [gedaagde] gewaarborgd is gebleven door het aanbod aan [gedaagde] voor alternatieve woonruimte op het terrein van Reigersdaal, welk aanbod sinds oktober 2010 van kracht is geweest en nog steeds geldt, maar welk aanbod [gedaagde] tot op heden echter niet heeft willen accepteren.

4.5 Op grond van het vorenstaande moet thans geoordeeld worden dat opzegging van zowel de dienstverleningsovereenkomst als de huurovereenkomst rechtsgeldig is geweest. Voor Reigersdaal, als begeleider van [gedaagde], was het sinds september vorig jaar duidelijk dat [gedaagde] zich in deze situatie van begeleid zelfstandig wonen niet goed kan handhaven en dat het in zijn eigen belang is om zo snel mogelijk uit deze situatie gehaald te worden. Dat [gedaagde] dat zelf anders ziet is – gelet op de inhoud van de overgelegde stukken – onderdeel van zijn ziektebeeld, waarbij hij onvoldoende inzicht heeft in zijn eigen aandeel in dingen die hem overkomen. Aangezien [gedaagde] bleef en blijft weigeren de woning te verlaten restte Reigersdaal weinig anders dan de huurovereenkomst te beëindigen. Immers, de Woningbouwvereniging had al aangegeven eventueel een ontruimingsprocedure te zullen instellen in verband met de veroorzaakte overlast.

4.6 Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen wordt geoordeeld dat Reigersdaal voldoende inspanning heeft geleverd en terecht de dienstverleningsovereenkomst heeft opgezegd. Met de opzegging van de dienstverleningsovereenkomst is ook het recht van [gedaagde] om gebruik te maken van de woning als onderdeel van die overeenkomst geëindigd. [gedaagde] dient de woning derhalve te verlaten en de vordering van de Woningbouwvereniging en Reigersdaal kan worden toegewezen, waarbij de voorzieningenrechter de hierna te noemen termijn voor nakoming redelijk voorkomt, nu er, gelet op het nog steeds geldende aanbod van Reigersdaal, vervangende woonruimte voor [gedaagde] voorhanden is.

Zie LJN: BR6541.