Vondst hennepkwekerij rechtvaardigt ontruiming van huurwoning

Een huurder dreigt zijn woning op te blazen. De politie doet vervolgens een inval in de woning. Bij de inval worden vuurwerkbommen, wapens en een hennepkwekerij aangetroffen. De verhuurder vordert in kort geding ontruiming van de woning. De rechter wijst die vordering toe:

4.2.   Naar het oordeel van de voorzieningenrechter handelt [gedaagde] in strijd met de tussen hem en Lefier gesloten huurovereenkomst en de op die overeenkomst van toepassing zijnde algemene voorwaarden. In de woning is immers een in werking zijnde hennepkwekerij (60 planten) en explosief materiaal aangetroffen, hetgeen door [gedaagde] niet wordt betwist. Het hebben van een hennepkwekerij en explosief materiaal in de woning levert een ernstige tekortkoming op in de nakoming van zijn verplichting zich als een goed huurder te gedragen en aannemelijk is dan ook dat de huurovereenkomst in een bodemprocedure ontbonden zal worden. Dat [gedaagde] zelf hennep gebruikt in verband met zijn rugklachten en dat er in zijn ontwikkeling mogelijk iets niet helemaal goed is gegaan, hij zou bepaalde copingsvaardigheden missen, maakt dat niet anders. Voorzover [gedaagde] met een beroep op deze omstandigheden betoogt dat de tekortkoming niet aan hem toerekenbaar is, geldt immers dat toerekenbaarheid van een tekortkoming geen voorwaarde is voor ontbinding van de huurovereenkomst, hetgeen eveneens geldt voor de gevorderde ontruiming. Gezien de aard en ernst van de gedragingen, is naar voorlopig oordeel evenmin sprake van een tekortkoming van geringe betekenis.

4.3.  In dit geval kan gezien het gevaarzettende gedrag van [gedaagde] en de risico’s waaraan de omwonenden zijn blootgesteld van Lefier niet worden verwacht dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht. Dit te meer nu Lefier ter zitting onweersproken heeft aangevoerd dat er als gevolg van berichtgeving in de krant over hetgeen door de politie in de woning is aangetroffen onrust is ontstaan in de omgeving in een zodanige mate, dat bij een eventuele terugkeer van [gedaagde] in de woning moet worden gevreesd voor de reactie van de omwonenden. De voorzieningenrechter acht de gevorderde ontruiming dan ook gerechtvaardigd, met dien verstande dat de gevorderde ontruimingstermijn wordt verlengd aldus dat [gedaagde] de woning uiterlijk dient te ontruimen voor 6 oktober 2011, zijnde de datum waarop de tijdelijke sluiting van de woning door de burgemeester van de gemeente Emmen afloopt. Lefier heeft ter zitting aangegeven dat zij reeds met de hulpverlenende instanties een traject in gang heeft gezet om goede vervangende huisvesting c.q. opvang voor [gedaagde] te realiseren zodra hij uit detentie komt, en zo nodig voor de opslag van zijn inboedel zal zorgen.

Zie LJN: BT6176.