Rechter acht ontruiming tentenkamp demonstranten Amsterdam rechtmatig

Een groep asielzoekers heeft een tentenkamp gebouwd om te demonstreren. De burgemeester van Amsterdam beveelt op grond van de Wet openbare manifestaties om de demonstratie te beëindigen. De bewoners van het tentenkamp stappen tevergeefs naar de rechter. De rechter acht de ontruiming van het tentenkamp rechtmatig. Zie ook de jurisprudentie over Occupy.

De rechter overweegt:

5.2.  In de Memorie van Toelichting bij artikel 2 van de Wom (TK, vergaderjaar 1985-1986, 19 427, nr. 3) is vermeld dat de belangen genoemd in artikel 2 dezelfde zijn als die genoemd in de artikelen 6, tweede lid, en 9, tweede lid, van de Grondwet. De gegeven beperkingsbevoegdheden voor manifestaties op openbare plaatsen zijn ruimer dan die voor manifestaties op niet-openbare plaatsen. De inhoud van onder meer het begrip ‘bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden’ wordt tot op zekere hoogte beïnvloed door de context waarbinnen dit begrip moet worden toegepast. De aard van (verwachte) gedragingen en de plaats waar de manifestatie wordt gehouden, kunnen van betekenis zijn.

5.3.  De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder I in redelijkheid kan vaststellen dat de demonstratie in de vorm van het tentenkamp risico’s voor de gezondheid met zich meebrengt. Uit de diverse rapportages die zich in het dossier bevinden komt naar voren dat de omvang van het tentenkamp sinds 25 september 2012 beduidend is toegenomen. Op 4 oktober 2012 overnachtten er 38 demonstranten in het tentenkamp. Dit aantal is gestegen tot 88 demonstranten op 11 november 2012. Verzoekers stellen zelf dat er op dit moment 137 demonstranten verblijven. De voorzieningenrechter stelt vast dat het tentenkamp, gelet op de groei ervan, een aanzuigende werking heeft. Er verblijven steeds meer demonstranten op hetzelfde, relatief kleine, oppervlak. De sanitaire voorzieningen zijn beperkt. Uit de rapportages van de Geneeskundige en Gezondheidsdienst Amsterdam (GGD) komt naar voren dat verzoekers zich niet houden aan de gestelde voorwaarden over voedsel en hygiëne. Er zijn brood- en voedselresten aangetroffen buiten de proviandtent, evenals vuile vaat met etensresten. Vanwege het ontbreken van stromend (warm) water is het niet mogelijk de afwas te doen of de handen goed te wassen na bijvoorbeeld toiletbezoek. De voedselveiligheid is onvoldoende gewaarborgd, nu het voedsel dat naar het tentenkamp wordt gebracht niet altijd direct wordt opgegeten en wordt bewaard zonder dat er goede opslagmogelijkheden zijn, waarna het opnieuw wordt opgewarmd. Door deze omstandigheden wordt ongedierte aangetrokken en bestaat er een groot risico op het uitbreken van maagdarminfecties. De voorzieningenrechter neemt voorts in aanmerking dat door verzoekers is gesteld dat zij niet kunnen en willen meewerken aan een beperking van het aantal demonstranten. Evenmin kunnen zij ervoor zorgen dat de demonstranten zich aan de gestelde voorwaarden houden. Dat zij daartoe wel hun best doen doordat inmiddels sprake is van een betere organisatie, leidt niet tot een ander oordeel. Dit lijkt immers vooral te zien op de woordvoering en een betere communicatie, maar niet op de naleving van voorwaarden.

5.4.  De voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat verweerder I in redelijkheid tot de conclusie kan komen dat er vrees voor wanordelijkheden bestaat. Gebleken is dat een aantal incidenten heeft plaatsgevonden, waaronder het incident in de nacht van 13 op 14 november 2012. Sympathisanten van de nationalistische vereniging Voorpost hebben het toegangshek naar het plein afgesloten met een onbreekbare ketting. Nu, zoals ter plaatse is gebleken, geen nooduitgang aanwezig is, konden de demonstranten het plein niet verlaten. Ook is er een incident geweest waarbij een aantal jongeren de demonstranten heeft uitgescholden en brood naar hen heeft gegooid. Tevens is geconstateerd dat een groep zogenoemde scooterjongens zich ’s avonds rondom het tentenkamp begeeft en de demonstranten uitscheldt. Bij de buurtregisseur bestaat de vrees dat dit gedrag omslaat naar erger. Daarnaast heeft een aantal omwonenden klachten ingediend bij verweerder I over de aanwezigheid van het tentenkamp en het gedogen van de situatie. Er liggen stapels natte kleding buiten de tenten en er is veel zwerfvuil aanwezig. Verzoekers hebben deze incidenten niet betwist, maar stellen dat nog steeds sprake is van een vreedzame situatie in en rond het tentenkamp. Tegenover de klachtbrieven van omwonenden zijn volgens verzoekers veel buurtbewoners die hulp en steun bieden aan de demonstranten. De voorzieningenrechter volgt verzoekers niet in hun standpunt. Uit het gesprek met buurtbewoners dat heeft plaatsgevonden op 3 november 2012 komt naar voren dat de overlast is verergerd. De betrokken burgers hebben in dit gesprek aangegeven dat er grenzen zijn aan wat mensen aan hulp kunnen bieden. Het door verweerder I te beschermen belang is dat van het voorkómen van wanordelijkheden. Er hoeft dus niet al daadwerkelijk sprake te zijn van een onhoudbare situatie. Daarbij komt dat door de groei van het tentenkamp en het aantal weken dat de demonstratie duurt, het beslag op de toezichthoudende instanties zoals de politie, het stadsdeel, de brandweer en de GGD toeneemt. De grens aan wat zij kunnen bieden is eveneens bereikt.

5.5.  Nu de voorzieningenrechter van oordeel is dat verweerder I in redelijkheid kan vaststellen dat sprake is van gezondheidsrisico’s en dat er vrees voor wanordelijkheden bestaat, is verweerder I op grond van artikel 7 van de Wom bevoegd de demonstratie te beëindigen. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting stelt de voorzieningenrechter vast dat vanuit de zijde van verweerder I, met name in de persoon van de burgemeester zelf, diverse gesprekken met verzoekers en hun gemachtigden zijn gevoerd over de toekomst van de demonstratie en het tentenkamp aan de Notweg. Daarnaast heeft verweerder I zich ingespannen om een humane oplossing te vinden voor de demonstranten. Hiertoe heeft hij een aantal gemeenten bereid gevonden de demonstranten tot 2 januari 2013 een sobere bed-bad-broodvoorziening aan te bieden na de beëindiging van de demonstratie. Daarbij is tevens tijd voor begeleiding en contact over hun individuele asieldossier. Ook heeft hij de demonstranten meegedeeld dat de demonstratie – zonder tentenkamp – desgewenst op een andere locatie kan worden voortgezet. Mede gelet op deze inspanningen is de voorzieningenrechter vooralsnog van oordeel dat verweerder I in redelijkheid van de hem toekomende bevoegdheid om de demonstratie te beëindigen gebruik heeft gemaakt.

5.6.  Nu verweerder I in redelijkheid kan besluiten dat de demonstratie in de vorm van het tentenkamp moet worden beëindigd, is het tentenkamp in strijd met de artikelen 2.20 en 4.3 van de APV. Het is op grond van deze bepalingen immers verboden de weg als slaapplaats te gebruiken of hierop een tent te plaatsen en daarin te overnachten. Verweerder II heeft dan ook een beginselplicht om handhavend op te treden. Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder II van handhaving had moeten afzien is de voorzieningenrechter niet gebleken.

Zie LJN: BY4471